„Corpus luteum erbringen lasst” 1). Volgens Reus oh zijn er behalve deze twee nog vier zeer jonge stadia beschreven: „wenn man unter „Frühstadien die sehr kurze, sich direkt an den Follikelsprung „anschliessende Phase versteht, wahrend der die Grranulosa noch „rein epithelial, also völlig frei von Bindegewebe ist” 2). Het eerste jonge stadium levert een praeparaat van Hegar. Wel heeft men gemeend, dat Rob. Meyer het eerst een jong corpus luteum beschreven had, doch dit is gebleken' niet juist te zijn. Daar dat praeparaat ten grondslag ligt aan de onderzoekingen van Hegar, verwijs ik naar hetgeen ik daarover reeds gezegd heb. Het tweede jonge stadium is een praeparaat van Meyer. Dit corpus luteum heeft daarom een groote waarde inde literatuur verkregen, omdat het het eerste was, waarin de epitheliale ontwikkeling aangetoond werd. Wel hebben Rick er en Dahlmann getracht, de waarde er van te verminderen door te beweren, dat het niet bewezen is, dat men hier te doen heeft met een op natuurlijke wijze gebarsten follikel van de Draaf, doch deze kritiek werd door Miller ontzenuwd, die per exclusionem aantoonde, dat men hier wel degelijk met een gebarsten follikel van de Draaf te doen heeft. 3) Het derde geval betreft een praeparaat van Sch roder. Dit doet, wat de béschrij ving betreft, sterk aan dat van Meyer denken. Het vierde praeparaat betreft een corpus luteum van Wallart. Ook beschrijft Wallart nog een tweede corpus luteum, dat makroskopisch sterk doet denken aan het eerste, doch omdat zoowel de cellen van de granulosa als die van de theca interna veel vet bevatten, meent Wallart te kunnen besluiten, dat „es sich um ein Debilde mit beginnender „Rückbildung handle, und rechnet es demnach zu den Corpora lutea . „abortiva”, een uitspraak, waarmede Reu sch het lang niet eens is. Teneinde een goed overzicht te verkrijgen en daardoor een gemakkelijker vergelijkend onderzoek te kunnen instellen over de genoemde zes jonge stadia van corpus luteum, meen ik goed te doen, door de beschrijvingen daarvan inde volgende tabel (zie bladz. 90) onder elkander te plaatsen. Over de ontwikkeling van het corpus luteum van den mensch is reeds heel wat geschreven en niettegenstaande dat, kon Meyer nog in 1911 beweren, dat hij inde literatuur geen enkele publicatie kon vinden „welche einwandsfreie Beweise für die epitheliale Hatur „des Corpus luteum des Menschen erbringt” 4). <) 1. c. p. 264—265. <) 1, c. p. 265. 3) Zie hiervoor Ki oker en Dahlmann 1. o, p. 35 —36 en Miller 1. o. p. 177. ') 1. o. p. 355.

90