zijn, dat men daarvan een dergelijke serie verzamelen kan, als dit van dieren het geval' is. x) De hierboven beschreven zes jonge stadia van corpus luteum zijn naar mijn meening goede bewijzen voor de epitheliale theorie. Dit geldt zeker voor de praeparaten van Meyer, Wa 11 ar t, Schroder en Reu sch. Wel bestaan er onderling kleine afwijkingen, doch die kunnen wel daarvan afhankelijk zijn, dat de beschreven corporalutea niet alle precies even oud zijn. Een verschil van uren (zooals dit bij Sobotta gebleken is) om niet te spreken van dagen, kan reeds geheel andere mikroskopische beelden vertoonen. Hoofdzaak is, dat door de beschrijving van deze jonge stadia aan de argumenten van de tegenstanders der epitheliale theorie alle waarde ontzegd wordt. Deze bestaan, zooals wij weten, voornamelijk hierin, dat of het epithelium in zeer jonge stadia der corpora lutea (volgens sommigen reeds inden rijpen follikel) gedegenereerd is of dat dit verdwijnt. Haar mijn meening wordt door bovenstaande voorbeelden volkomen aan dat doel beantwoord. Noch vaneen verdwijnen, noch van degenereren van de granulosa is ook maar iets waar te nemen. Wat het praeparaat van Hegar betreft, hierbij wordt door hem groote waarde gehecht aan het verschijnsel, dat inde theca interna duidelijk twee lagen worden waargenomen; daar tegenover staat echter, dat dit door geen der andere onderzoekers kon worden aangetoond. Het is mogelijk, dat men de opmerking zou kunnen maken, dat enkele der genoemde praeparaten feitelijk geen corpora lutea zijn, doch slechts pas gebarsten follikels. Nu is er, zooals Sobotta en anderen reeds hebben aangetoond, geen verschil tusschen een rijpen follikel (die op bersten staat) en den pas gebarsten follikel, doch de snelheid, waarmede inden pasgebarsten follikel veranderingen in de verschillende weefsels plaats grijpen, is reden, waarom men van een jong stadium van het corpus luteum spreekt van het oogenblik af dat follikelbersting heeft plaats gegrepen. No vak2) schrijft hierover „ . . . .il est évident que les modifications du corps jaune „dans la première phase se produisent avec une tres grande rapidité, „si bien que les stades les plus précoces, histologiquement parlant, „n’occupent qu’un temps véritablement tres court. 11 n’est pas étonnant, ■) Het is tenminste niet gewenscht, dat anderen liet voorbeeld zullen volgen van Keus oh. Al moge hij ter verkrijging van materiaal tijdens een operatie vaneen gezond ovarium slechts een klein gedeelte verwijderen, als een onschuldige handeling kan dit toch niet worden opgevat, om redenen, die ik hier wel niet nader behoef te verklaren. 2) 1. c. p. 489.

96