straald, er ontwikkelde zich een acute pelvio-peritonitis; 3) Patiënte van 31 jaar, zij werd 4 maal bestraald, in het geheel gedurende 4 Va uur) zonder merkbaren invloed op de menstruatie, ten slotte wordt totaal-extirpatie verricht, daar ik een jaar voor de bestraling reeds te vergeefs drie myomen per laparotomiam bij haar had geenucleëerd. De gevolgtrekking is dus gewettigd, dat men inde stralenhehandeling van vrouwen boven de 40 jaar een vrijwel onfeilbaar middel bezit om de menstruatie te doeu ophouden. De amenorrhoe is echter niet altijd van blijvenden aard; hoe verder de vrouwen in leeftijd verwijderd zijn van het tijdstip der physiologische climacterische amenorrhoe, des te vaker ziet men na eenige maanden (meestal 7 tot 9 maanden) de periode weer optreden. Nu eens ti’eedt de menstruatie weer inden vorm van hevige menorrhagiëen op, herbestraling is dan noodig en voert spoedig tot amenorrhoe. 15 maal kon spr. deze zoogenaamde recidiefhloeding waarnemen, 6 maal werd herbestraald, bij allen met het gewensohte resultaat. Inde overige 9 gevallen gaf de oligomenorrhoe of de vrijwel normaal teruggekeerde menstruatie geen aanleiding therapeutische middelen toe te passen, üit deze gegevens blijkt wel voldoende, dat vaneen algeheele vernietiging der eierstoks-werking, inden zin zooals men de uitdrukking castratie opvat, geen sprake is. Schrompeling van het fibromyoom door Röntgenbehandeling. Dr. Werner (kliniek van Prof. Wertheim) deelt in het Zentralblatt für Grynackologie n°. 45, 1918 zijn ervaringen mede omtrent den invloed der Röntgenstralen op den omvang van het fibromyoom; in tegenstelling met Nagel, die nog nooit noemenswaardige schrompeling van het gezwel had kunnen vaststellen, vond hij inde meeste gevallen (85 %) een belangrijke verkleining der fibromen; zijn onderzoek loopt over 97 gevallen. Yan de 30 door mij bestraalde kleine fibromyomen (maximum vuistgrootte) werden 4 later geopereerd. (Eenmaal amotie vaneen submuqueus myoom, driemaal totaal-extirpatie, waaronder eenmaal wegens adeno-carcinoma corporis uteri); van 3 patiënten is de plaatselijke toestand onbekend, daar zij niet ter onderzoek zijn gekomen. Van de 23 overigen is 20 maal bij het laatste onderzoek geen vergrooting van de baarmoeder meer gevonden. Het myoom was zoodanig geschrompeld, dat het niet meer aantoonbaar was. In de 3 andere gevallen was de tumor geschrompeld tot de grootte van een knikker of stuiter. Kleine fibromyomen verdwijnen dus door Eöntgenhehandeling. De grootere fibromyomen heb ik ingedeeld volgens den stand van den fundus uteri:

259