op het neusseptmn rechts: kleine erosies; rhinoscopia post: kleine plekjes met wit beslag omgeven door een rooden rand. Larynx geheel vrij. Patiënte is psychisch zeer gedrukt, ziet er bleek uit; de temperatuur is verhoogd (37,6—87,8); de urine-secretie is verminderd; urine bevat geen eiwit, geen suiker. De patiënte werd behandeld met absolute bedrust, vegetarisch dieet, 3 X d. 50 mgr. thyreo-jodine, en 3 X d. ’/s mgr. atropine; het beloop was gunstig: de huid- en slijmvliesaandoeningen verdwenen na eenige weken; de koorts verdween en de hoeveelheid urine werd normaal. Eind Sept. waren allo verschijnselen verdwenen; op den eersten dag van het intreden der menstruatie (2 Oct.) kreeg patiënte een ontstekingsgevoel in den mond; eene diffuse roodheid, een jeukend erytheem ontstond op het slijmvlies van de hoven- en onderlip, welk erytheem zich verspreidde op het slijmvlies boven de snijtanden; verder een blaasje op de tong en op de kin, op de bovenextremiteit eenige papeltjes. Dit proces werd niet erger en verdween spoedig na de menstruatie; patiënte verliet de kliniek. Begin Nov. berichtte de patiënte, dat bij de ingetreden menstruatie de bovenlip alleen was aangetast; deze aandoening verdween spoedig. Daar in een hardnekkig geval van urticaria ’t meeste succes was gezien na toediening van bic. sod., sulph. natr. exsicc, pulv. rad. rhei en elaeos. foenic. aa en er naar onze meening een aetiologisch verband aanwezig is tusschen pemphigus en urticaria, werd dit middel ook hier toegepast (4 of 5 dagen vóór ’t intreden der menstruatie). Aanvankelijk was ’t resultaat zeer bevredigend; gedurende de eerste drie maanden verliep de menstruatie zonder stoornis; daarna ontstonden voornamelijk op het mondslijmvlies (tong en lippen) kleine blaasjes, die tot groote efflorescenties aangroeiden; ook op de huid (hand, knie,) kleine blaasjes, die voorafgegaan werden door een kriebelend gevoel; daar patiënte zich minder streng had gehouden aan de voorschriften en de menstruatie 2 dagen langer duurde is wellicht hierin een verklaring te zoeken voor de herleving van het proces. Het eerst beschreven ziektegeval doet ons in hoofdtrekken het volgende ziektebeeld zien: eene vrouw van 28 jaar is ongeveer twee jaar lijdende aan eene chronische huidziekte, die gekenmerkt is door het plotseling ontstaan van bullae over nagenoeg de geheele lichaamshuid en op de slijmvliezen van neus, mond en pharynx ; deze blazen zijn van verschillende grootte ; de inhoud is eerst helder (soms haemorrhagisch) later troebel; ze jeuken en zijn soms pijnlijk. Is de blaasbodem klein, dan kan deze spoedig dichtepitheliseeren ; wanneer de efflorescenties serpigineus voortschrijden en samenvloeien, dan ontstaan groote wondvlakteu, die na maanden door epithelium-

12