Wij mogen veronderstellen, dat tusschen de individueele overgevoeligheid voor soort-vreemd eiwit (anaphylaxie) en het exantheem resp. ’t oedeem een verband aanwezig is; beide verschijnselen zijn dan te beschouwen als anaphylactische symptomen. Kaast de serum – ziekte als type eener experimenteel veroorzaakte overgevoeligheidsziekte levert de kliniek nog talrijke voorbeelden van spontaan optredende overgevoeligheidsziekten. Hiertoe kan gerekend worden de hooikoorts of pollenziekte; Wolff—Eisner *) heeft dit het eerst aangetoond; door herhaalde resorptie van polleneiwit worden de anaphylactische verschijnselen erger; volgens denzelfden schrijver 2) is het ook zeer waarschijnlijk, dat de urticaria in vele gevallen door resorptie van soort-vreemd eiwit ontstaat 3). Nu is het wel te verwachten, dat bij vermeerdering onzer kennis betreffende de overgevoeligheidsverschijnselen, het aantal ziekten, die als anaphylactische reactie moeten beschouwd worden, steeds grooter zal worden. Waar wij gezien hebben, dat de pollenziekte, de serumziekte in symptomatologie overeenkomst vertoont met de dermatitis herpetiformis bullosa (resp. pemphigus menstrualis) en waar de aetiologie van de twee eerst genoemde ziekten bekend mag worden verondersteld, daar meenen wij per analogiam te mogen veronderstellen, dat ook de symptomen dezer huidziekte als anaphylactische verschijnselen kunnen worden beschouwd. Oedemateuse huidzwellingen, huidefflorescenties als eczeem, erytheem, urticaria heeft men ook trachten te verklaren als gevolgen *) Wolff—Eisner l.c. pag. 234. 2) Wolff—Eisner l.c. pag. 21 — 22. 3) Bekend is, wanneer bij punctie uit een eoliinocoocuszak een gedeelte van den inhoud in de peritoneaalholte of pleuraliolte komt, dat dan telkens een urticaria ontstaat. Debove verwekte bij menschen urticaria door eene kleine hoeveelheid eohinooocousvloeistof onder de huid in te spuiten. Merkwaardig in dit verband is de mededeeling van Beneke: bij punctie van een echinocoocusblaas in de lever werd een ader ingeprikt, waardoor in het gesensibiliseerde individu plotseling dezelfde vloeistof indrong, waardoor het individu was gesensibiliseerd; de dood werd door anaphylatoxine-afscheiding veroorzaakt; de anatomische veranderingen in het middenrif kwamen overeen met die, welke men vond bij dieren, die anaphylaotisch werden gedood (ref. Ned. Tijd. v. Gen. 1917, II pag. 2242). Ph. Pagnuz en Pasteur Yallezy— Radot deelen een geval van oedeem van Quincke en urticaria mede als anaphylaotisch verschijnsel na gebruik van plantaardige en dierlijke eiwitstoffen; de aanval bleef uit, wanneer patiënt 1 uur voor den maaltijd 0.5 gram pepton gebruikte. (Etude physio-pathologique et therapeutique d’un cas d’urticaire géante. Anaphylaxie et antianaphylaxie alimentaires. La Presse Medicale 1916. N°. 65). Scheuer, Bruch, Wolff—Eisnerbeschonwen de menstrnatie-urtioaria als een anaphylaxie-reactie. (S ohe u e r l.c. pag. 39).

25