toen ik de placenta, van den rand van den inweudigen mond af, ging losmaken. Nadat daarmede eenmaal een begin was gemaakt, niet zonder dat de spoor een eindweegs inscheurde, ging dat verder gemakkelijk, zonder belangrijke bloeding. De spoor trok zich terug, de placenta werd geheel uit de zakvormige ruimte los gemaakt, tot den contractiering toe, waarna — binnen enkele oogenblikken dus — de geheele cervix was verdwenen en het ostium externum meer dan 6 cM. geopend. Dit werd met de vuist nog gemakkelijk wat opgerekt, daar het nauwelijks eenigen weerstand bood, waarop de placenta van den voorkant van den uterus werd losgemaakt, tot de vliezen werden bereikt. Deze werden gebroken, een voet afgehaald en het kind dadelijk zonder eenige moeite geëxtraheerd. Het schreeuwde spoedig, 'woog 2,860 K.Gr. Onmiddellijk na de geboorte van het kind trad een sterke bloeding op. De placenta bleek voor nog een klein gedeelte aan het onderste uterussegment vast te zitten, waarvan zij met groote moeite werd afgepeld. Na de verwijdering der placenta was de uterus goed gecontraheerd, maar patiënte bleef zeer sterk vloeien. De cervix werd daarom aangehaakt, waarbij bleek, dat zich rechts achter in de cervix een klein scheurtje bevond, dat echter niet bloedde. De bloedende plek bleek hooger te zitten en wel in den achterwand van de cervix, waar de placenta was losgepeld. Daar zagen wij het bloed uitgutsen. Die .plek werd met een paar catgutnaden omstoken, waarna de bloeding geheel stond, zoodat geen tamponnade of andere maatregelen meer noodig waren, ofschoon patiënte intusschen sterk anaemisch geworden was. Het kraambed was in de eerste dagen gestoord door lichte temperatuursverhooging, doch patiënte kon na 14 dagen met haar kind worden ontslagen. Deze waarneming is in menig opzicht belangrijk. In de eerste plaats geeft zij een duidelijk begrip van de beteekenis der spoorvorming. Niettegenstaande de zeer lage zitplaats der placenta kon daardoor de zwangerschap haar normale einde bereiken, zonder dat bloedingen optraden, en de cervix zoover worden voorbereid, dat na het losmaken der spoor de uithaling van het kind onmiddellijk kon volgen. In de tweede plaats geeft deze spoorvorming ons de verklaring van de eigenaardige tumorvormige opzetting van de cervix, zooals die bij nagenoeg alle gevallen van placenta praevia cervicalis (in engeren zin) is beschreven. Schwe i t z er en anderen nemen aan, dat de placenta in den cervixwand is ingegroeid en dezen tumor-

66