(Uit de Universiteits-Vrouwenkliniek te Amsterdam.) HET LOT DER WEGENS CARCINOMA UTERI GEOPEREERDEN DOOR R. REMMELTS, Hoofd-assistent. Inleiding. Elke tak der geneeskunde heeft zijn Achilles-pees. Het werken op een interne afdeeling doet dag in dag uit den behandelenden medicus het gemis van een doeltreffende therapie van de tuberculose in hare verschillende vormen zwaar gevoelen. Op een chirurgische afdeeling kan hij waarnemen, dat het mes niet de ideale oplossing geeft voor de lijders aan carcinoma, te meer omdat deze nieuwvorming zoo zelden tijdig genoeg zich kenbaar maakt. Op eene verloskundige afdeeling is het de eclampsie, die, hoewel er vooral prophylactisch en ook wel therapeutisch, veel te bereiken valt, eene gewaarwording van onzekerheid en onvoldaanheid verwekt, terwijl in een gynaecologische kliniek het beeld van de lijderes aan carcinoma uteri wel het meest en ernstig te denken geeft. Uit statistische gegevens1) blijkt dat; 12 0/o der vrouwen sterven aan carcinoma en hiervan zijn —l/s deel, dus van het totaal aantal overleden vrouwen 3of 4 0/o, lijderessen aan baarmoederkanker. Hieruit kunnen we niet alleen besluiten, dat baarmoederkanker in groote frequentie voorkomt, maar tevens, dat de behandeling van deze aandoening nog weinig succes heeft. Benige jaren geleden scheen het, alsof op dit gebied redding verzekerd was. De röntgenologen hieven meermalen een juichkreet aan. Helaas bleek later, dat er wel eens te vroeg victorie gekraaid was. De stralenbehandeling heeft, niet rechtstreeks althans, gebracht, wat er door sommigen van verwacht werd, al is er wel een en ander bereikt, dat hoop geeft voor de toekomst. ■) Treub. Gynaecologie. Tijdsein-, v. Verlosk. en Gyn. XXVIII. 16