kunnen afnemen zonder dat dit een verbetering hoeft te zijn. Berekenen wij eens hoeveel miskramen zich in elke leeftijdsklasse voordeden op de 1000 zwangerschappen, dan vinden wij 183 in 1907/’11 tegenover 189 in 1912/’ 16 of naar de leeftijden afzonderlijk: in 1907/’11 231 213 188 179 177 182 159 tegenover 1912/’16 205 196 214 199 190 163 164 dat wil dus zeggen: voor de lagere leeftijden schijnt er iets verbetering te zijn, voor de oudere echter schijnt het percentage graviditeiten, die op mislukking uitloopen, eerder iets hooger te zijn bij de vrouwen van de tweede vijf jaar. Wel blijkt uit deze cijfers dat, hoe ouder de vrouwen, waarover we de cijfers beschouwen, des te geringer is het percentage mislukte zwangerschappen. Het is natuurlijk niet van belang ontbloot, na te gaan, hoe het staat met het aantal vrouwen, die één- of meermaal aborteerden tegenover het totaal. Onder de 10.089 vrouwen waren er in totaal 1,614 nooit zwanger, van de resteerende 8,475 aborteerden er 4,211, dus 50 °/0 één- of meer maal. Yoor de verschillende leeftijden geven de grafieken III u en i aan per 1000 vrouwen: le het aantal nooit zwangeren, / 2e het aantal vrouwen, die nooit aborteerden, 3e het aantal vrouwen, die één- of meer maal aborteerden, (waarin afzonderlijk 4e het aantal van haar, die in alle zwangerschappen aborteerden). Het percentage vrouwen, die een- of meermaal aborteerden, stijgt dus met den leeftijd (tot circa 40—44 jaar), echter zagen wij boven reeds, dat bij de hoogere leeftijdsklassen van de 1000 graviditeiten er minder mislukten dan bij jongere vrouwen. Wel stijgt dus met den leeftijd het aantal vrouwen, die meedoen aan het aborteeren, echter daalt het aantal mislukte zwangerschappen ten opzichte van het totaal aantal graviditeiten. Sprekend verschil voor de tijdvakken 1907/11 en 1912/16 geven deze grafieken niet (behalve voor het percentage nooit-zwangeren), het percentage van haar, die nooit aborteerden, is in de eene leeftijdsklasse eens wat hooger voor het tweede tijdvak, in de andere weer lager. Berekenen wij per 1000 ulligravidae het aantal der één- of meer maal aborteerenden, dan vinden wij in 1907/11; 507 tegenover 489 in 1912/16, wat dus een vermindering zou beteekenen, waarvan wij echter geen duidelijk sprekend beeld krijgen, wanneer wij de leeftijden splitsen:

280