zing, dat in deze gevallen mikro-organismen in het spel zijn 1) • Men ziet deze lymphklierzwellingen echter ook bij de serumziekte 2) ; reeds vóór het ontstaan der algemeene verschijnselen worden de klieren grooter en pijnlijk bij druk; wordt het serum ingespoten onder de huid van den buik, dan zwellen de liesklieren op; injicieert men inde borsthuid, dan zwellen de okselklieren; voordat de algemeene verschijnselen zijn verdwenen, zijn meestal de klieren reeds kleiner geworden, wat men ook bij de thrombophlebitis kan waarnemen. Op deze lymphatische adenitis wijzen ook Bouché en Hustin 3) bij hunne beschrijving van de „réactions tardives générales” na inspuiting van kleine hoeveelheden paardeserum; na een incubatietijdperk van ruim een week ontstaan naast erytheem, oedeem, koorts en lymphklierzwellingen, die volgens hen het gevolg zijn van eene irritatie van de haematopoëtische, lymphatische organen in dit anaphylactische proces; deze pijnlijke zwelling der regionaire lymphklieren kan soms het eenige verschijnsel van deze late, algemeene reactie zijn. Een ander kenmerk van de puerperale (post-operatieve) thrombophlebitis is het gevoel van machteloosheid inde aangedane extremiteit; „het gevoel van zwaarte en machteloosheid bij de pogingen om het been te bewegen” zoo schrijft Pel4) „ontbreekt echter zelden of nooit”. Volgens Widal en Bezangon heeft reeds Tro u sse a u de aandacht gevestigd „sur I’impotence fonctionelle, qui empêche le malade d’accomplir aucun mouvement”; daar noch de pijn, noch de gewrichtsaandoeningen in staat zijn deze stoornis inde beweging te verklaren, is ze vermoedelijk evenals de pijngewaarwording van nerveusen aard. Hetzelfde verschijnsel kan ook worden gezien na eene seruminjectie; waar Bouché en Hustin2) de symptomen van de „réaction locale immédiate” (R. I.) na eene paardeseruminjectie bespreken, noemen zij naast de pijn, roodheid, enz., ook de „impotence du membre”. Dus ook hier een niet te miskennen overeenkomst. Dit geldt ook voor een ander verschijnsel, waarop wij even de aandacht willen vestigen, n.l. de gewrichtsaandoening, die ’) Von Winckel, 1. c„ pag. 984). 2) Kol l e und Hart ogh, 1. c„ pag. 104. Jochm a n n, 1. c„ 256. Bord et, 1. c„ pag. 620. s) Bouché et Hustin, 1. c., pag. 31. *) Pel, 1. c„ pag. 625. s) Bouché et Hustin,!. c„ pag. 12.

25