men zou dit zonder meer, dus zonder nadere beschouwing der gevallen, willen vergelijken met de sterftecijfers uit andere klinieken, dan wil ik al dadelijk door één voorbeeld uit de literatuur aantoonen, hoe verkeerd dit zou zijn. Zooals men uit de tabel aan het einde van dit opstel kan zien, zijn er van de 158 vrouwen, die mijn materiaal vormen, 77 aan infectie gestorven, dat is 48 °/0, of bijna de helft van alle gevallen. Van deze vrouwen waren er echter reeds 53 of 69 % bevallen buiten de kliniek en koortsend opgenomeu. Vergelijkt men hier nu mede een statistiek uit de kliniek te München !) die 10.651 gevallen omvat (eveneens „Hausschwangeren”, vroeggeboorten en miskramen). Hiervan stierven 60 vrouwen, of wel 0.56 °/0, en wat opmerkelijk is 25, of ruim 41 % aan infectie, dus ongeveer evenveel als in mijn materiaal (48 0/o). Van deze 25 aan infectie gestorvenen werden er evenwel slechts sof 20 0/o als kraamvrouw opgenomen, tegen 69 °/Q inde Utrechtsche kliniek. En men zal het er toch wel over eens zijn, dat de gevallen van koortsend binnengebrachte kraamvrouwen moeilijk ten laste der verloskundige kliniek gebracht kunnen worden. Ook aan een ander voorbeeld, dat ik aan deze zelfde dissertatie ontleen, moge het duidelijk gemaakt worden, hoe voorzichtig men zijn moet met het vergelijken van cijfers uit verschillende klinieken. Inde Utrechtsche kliniek zijn 24 van de 158 sterfgevallen, dat is ruim 15 °/0, veroorzaakt door tuberculose, pneumonie en hartgebrek. Inde kliniek te München is van de 60 vrouwen, die gestorven zijn, slechts 1 vrouw, dat is 1.6 °/0 overleden aan (miliair) tuberculose, terwijl er geen gevallen van dood door pneumonie of hartgebrek zijn voorgekomen. En men zal het er, vooral als men de beschrijving der gevallen leest, wel evenzeer over eens zijn, dat vrijwel al deze gevallen niet voor rekening van de kliniek kunnen komen! Het is dus wel duidelijk, dat het groote sterftecijfer van 2.53 °/Q voor een belangrijk deel te wijten is aan de omstandigheid, dat inde Utrechtsche kliniek vele vrouwen ter verpleging worden opgenomen, bij wie de zwangerschap dooreen ziekte gecompliceerd wordt, en eveneens vele zieke kraamvrouwen, die niet in de kliniek bevallen zijn. Deze laatste vormen zelfs 41.2 °/Q van het totale aantal sterfgevallen. Van de 6244 vrouwen, die inde kliniek werden verpleegd, zijn er 529 als kraamvrouw opgenomen •) L. Ellmann. Zur Wochenbett-Statistik ander Münchener Univ. Frauenklinik walirend der Jahre 1890—1900, Diss. 1911.

128