afzonderlijke kromme vervaardigd voor de gevallen, waar de vliezen vroeg en waar ze bij volkomen ontsluiting waren gebroken. Daardoor was ik in staat voor iedere groep, zoowel als voor de 4 ondergroepen, den optimum duur en den gemiddelden duur te bepalen en die onderling te vergelijken. En om het overzicht nog vollediger te maken, werden bovendien de tangverlossingen aaugegeven met de overleden kinderen, zoodat met een oogopslag het verband tusschen tangverlossing en gevaar voor het kind met den duur der haring te overzien is. De figuren 3,4 en 5 hebben betrekking op groep A. Figuur 3, die alle gevallen (1070) omvat, geeft een overzicht van den werkelijken duur der haring, of liever van de kansen vaneen normale I-para. Wij zien er uit, dat de optimum duur 12 uren bedraagt en de middelbaren duur 15 uren, terwijl de gemiddelde duur 17.22 uur is. Interessant is nu de vergelijking tusschen fig. 4 en 5, resp. betrekking hebbende op de gevallen, waar de vliezen bij en waar zij vóór volkomen ontsluiting braken en waaruit blijkt, dat de optimumduur van beide gelijk is, evenals de middelbare duur, terwijl de gemiddelde duur bij vroeggebroken vliezen ruim 2 uur langer is dan bij volkomen ontsluiting. En de figuren 6,7 en 8, die betrekking hebben op groep B toonen hetzelfde; ook daar, niettegenstaande een belangrijk verschil in gemiddelden duur, een gelijke middelbare duur. De optimum duur is echter 13 in plaats van 12 uren, welke onregelmatigheid veilig mag toegeschreven wmrden aan het kleinere aantal waarnemingen. Het wil mij voorkomen, dat wij zonder veel risico op grond van deze krommen mogen aannemen, dat het er voor den duur der haring al heel weinig toe doet, wanneer de vliezen breken. Met betrekking tot het aantal kunstverlossingen en de gevaren, die de kinderen loopen, staat het echter anders. In beide groepen is, blijkens de tabellen, het aantal kunstverlossingen relatief ongeveer driemaal grooter, indien de vliezen vroeg breken; uit de figuren blijkt bovendien, dat, zooals overigens begrijpelijk is, de kans, dat tangextractie noodig is, met den duur der haring toeneemt, in het bijzonder echter wanneei de vliezen vroeg, d.w.z. vóór volkomen ontsluiting, gebroken zijn. Inde meeste gevallen was de aanwijzing tot ingrijpen het slecht worden der harttonen, weeënzwakte, of bij overigens behoorlijke weeën een te lange duur van het uitdrijvingstijdperk; slechts enkele keeren noopten andere oorzaken tot ingrijpen. Tabel 111 geeft van de verschillende aanwijzingen een overzicht,

279