over het perinaeum worden geboren, daar hiervoor noodig is een beweging van de kin naar de borst toe. Bij een multipara is de kans op spontane haring zoowel bij de kruinligging als bij de achterhoofdsligging met verkeerden spildraai vrij groot en zal de wijze waarop in beide gevallen het hoofd geboren wordt dikwijls dezelfde zijn Daar bij een multipara de tegenstand van het perinaeum sterk is afgenomen of bij een diepe inscheuring nagenoeg verdwenen is, is ook vervallen de reden, waarom het diepst staande gedeelte van het hoofd, dus achterhoofd of kruin naar voren zou draaien en zal dan ook in beide gevallen het hoofd met het achterhoofd over de bilnaad maar zonder een draai om de dwarse as van het hoofd geboren worden. Na deze inleidende beschouwingen volgt hier (zie tabel) een opgave van de gevallen van achterhoofdsligging met verkeerden spildraai, waargenomen inde kliniek der Rijkskweekschool voor vroedvrouwen te Amsterdam en daarnaast een opgave der in mijn particuliere praktijk waargenomen gevallen. Ik heb daarin opgenomen verschillende bijzonderheden, welke mij bij eene verdere bespreking van belang toeschenen. Inde eerste plaats treft ons dan de geringe frequentie dezer abnormaliteit inde kliniek. Deze 17 gévallen toch kwamen voor op een kleine 9000 (8978) partus, dat wil dus zeggen, dat op iedere 530 bevallingen slechts éénmaal achterhoofdsligging met verkeerden spildraai werd waargenomen. In tegenstelling daarmede beteekende het voorkomen van 8 dergelijke gevallen op 1314 partus inde praktijk een ruim drie maal hoogere frequentie, al mag dan ook uit het verhoudingscijfer 1 op 164 nog altijd de conclusie worden getrokken, dat men met een zeldzame anomalie heeft te maken. Men zou geneigd kunnen zijn dit groote verschil tusschen het voorkomen inde kliniek en de praktijk als een toevalligheid te beschouwen, ware het niet, dat dit groote verschil toch ook elders is geconstateerd. Ik heb toch over dit onderwerp geraadpleegd de integrale statistiek, van Kouwer over dejaren 1907 tot en met 1910 en vond daarin, dat inde kliniek op 1127 partus niet éénmaal deze afwijking werd waargenomen, terwijl op 6500 partus der polikliniek de geboorte in achterhoofdsligging met verkeerden spildraai niet minder dan minstens 24 maal werd geconstateerd, d.i. 1 op 271. Een wel niet zoo sprekend verschil maar toch ook een ten voordeele der kliniek werd gezien ten opzichte van de kruinligging, namelijk 59 op 9000 in onze kliniek, van 6op 1127 bevallingen inde kliniek van Kouwer tegenover

403