VOORUIT

meï de gelï!

De .werkmanskoe" bewijst goede diensten

Een fotoserie gewijd aan de kleine maar niet te onderschatten concurrente van de koe: de geit!

Juist in deze dagen is de conjunctuur de geit gunstig: elke melkleverancier kan gebruikt worden.

De werkmanskoe!

Rechts: Sommigen vinden geitenmelk wat sterk van smaak, maar als men de melk op de juiste wijze weet te koken, is zij zeker even lekker als gewone koeienmelk, getuige ook deze twee!

Geheel rechts: Dikwijls ook wordt de melk gekarnd tot boter, een groot voordeel in dezen tijd.

NEEN, ten slotte steekt er voor een geit niets kleineerends in dien bijnaam: de werkmanskoe. Integendeel, men kan het als bewijs nemen voor de waarde en bijzondere capaciteiten van zoo'n bij een koe vergeleken betrekkelijk klein beest, dat het in zekere mate gelijksteld wordt met een heusche koe, slechts met dit geringe gradueele verschil, dat het de koe van den werkman is. Beter nog: de koe van den kleinen man, maar dat klinkt niet zoo goed, de „kleine-manskoe". Omgekeerd zou het wel een degradatie beteekenen, als men de koe de „boerengeit" of iets dergelijks zou noemen. Het is vreemd met dat soort bijnamen, maar in ieder geval mag de geit de hare met trots dragen.

De geit is de laatste jaren, laten we zeggen, wat op den achtergrond geraakt en het is een feit, dat zij vroeger meer gewaardeerd werd dan thans. Daarbij behoeven wij niet aan te komen met allerlei sprookjes, waarin zeven geitjes plegen rond te dartelen, er kunnen andere voorbeelden genoemd worden, die genoegzaam bewijzen, dat de „sikken" eertijds een betere plaats innamen in het dagelijksch bedrijf van vele kleine lieden dan tegenwoordig. Nemen wij slechts de zegswijzen: de kool en de geit sparen, geiten van bokken scheiden, vooruit met de geit! En tegen royale lieden: heb jij de geit verkocht? Een kleine boer, een keuterboer, werd vroeger een geitenboer genaamd en dierenartsen hoort men nog wel eens betitelen met den naam „geitendokters". Dikwijls leest men ook in oude, meer of minder romantische verhalen over geitenhoedsters, die bij uitstek de traditioneele voorbeelden van „die Unschuld vom Lande" waren, maar waaruit men tevens kan leeren, dat de geiten vroegerjaren in veel grooter getale gehouden werden.

Enfin, laat ons niet twisten om een geit — dat wil zeggen om een kleingheid, hetgeen een inconsequentie is, zooals U terecht zult opmerken, want juist de belangrijkheid van de geit willen wij naar voren brengen — maar na deze philosophische en historische beschouwingen nog iets vertellen over de geit in deze dagen.

Die werkmanskoe dan kan in vele gevallen een ware uitkomst voor vele kleine lieden van het platteland beteekenen, voor landarbeiders, voor boerenknechts, voor buiten-