De locomotief op de draaischijf.

dat moeilijk; soms moeten personentreinen tijden voor een sein wachten, dan is de lijn verderop niet vrij.

Barend zit kalm op zijn bankje aan de rechterkant van de machine, hij kan van daaruit bij de stoomtoevoer, remmen en fluit. Het lijkt een chaos van radertjes en stangen, maar het is een kwestie van routine in enkele handgrepen.

Een ruitje geeft recht vooruit zicht op de baan, schuin omhoog staande gestreepte planken flitsen in de mist voorbij, zij geven aan dat er een voorsein komt. Dit kan twee standen hebben: schuin naar boven: het hoofdsein staat op veilig en schuin naar beneden, dat beteekent dan dat het hoofdsein op onveilig staat. Dit laatste heeft ook twee standen: veilig en onveilig. Deventer nadert! Voldaan glimlacht Barend, hij heeft tijd ingehaald. Na Deventer is ineens alle mist verdwenen en volop schijnt de zon. Maar toch hoeft men maar even achter de ketel vandaan te gaan of een koude wind snijdt door de kleeren heen. De weilanden liggen bedauwd wit, met volle vaart gaat het op Almelo aan: ratata, ratata, ratata, gaan de wielen, kaarsrecht vooruit liggen de glimmende staven waarover Barend zijn trein met een 90 kilometer vaart naar zijn doel brengt.

In de verte een rookpluimpje dat al grooter en grooter wordt: een trein nadert. Barend kent de tegemoetkomende loc. Het nummer ervan, den machinist, de trein, enfin, het is alsof iemand op straat zijn buurman tegenkomt. Met een hooge gil antwoorden de fluiten elkaar in het voorbij gaan, roef... daar raast de trein voorbij. In Enschede heeft Barend twee uur de tijd om de loc te „restaureeren".

Losgekoppeld, als een veer zo licht, rammelt de loc naar de draaischijf, daar wordt de kop alweer in de richting Amsterdam gezet. De stoker grijpt een lange stang en duwt de gloeiende asch onder de ketel zoo ver mogelijk naar achteren, op een gedeelte van een rooster dat weggetrokken kan worden, waardoor de roode massa op de grond valt. De roosters worden goed schoon gebikt en van slakken ontdaan. Ondertusschen is Barend met een lange oliespuit afgedaald en gaat alle smeerpunten langs. Bovenop de loc, langszij, ervoor, eronder, overal is Barend te vinden; hier zien we pas goed hoe groot een locomotief is, vergeleken met een mensch. Nu wordt nog even onder de slurf gereden en de tender krijgt een slok water. Het verzorgen is volkomen aan Barend toevertrouwd; nadat men een ambachtsschool heeft doorloopen of geruimen tijd practisch gewerkt heeft, komt men als stoker onder de machinist te staan. Daar wordt gedurende vele jaren de practische kennis verworven, dan volgt een machinisten-examen, en wordt dat met goed gevolg afgelegd, dan is het lang gedachte ideaal bereikt.

Inmiddels loopt het tegen twaalven, de loc is als herboren, voldaan veegt Éarend zijn handen aan een dot poetskatoen af, om zich dan eindelijk tijd voor zijn prakkïe te gunnen. Dat wordt natuurlijk hoog op de machinistenplöats genuttigd, lekker in de zon. Van te voren hebben de machinist en de stoker hun blauwe pannetjes in een apart hokje van de frontplaat gezet om het lekker op temperatuur te laten komen.

12.26. De stoker hangt naar buiten, de chef zwaait. Barend krijgt het sein < doorgegeven en precies op tijd verlaat de sneltrein naar Amsterdam het

Rechts boven: Kalm zit de machinist achter de indrukwekkende frontplaat, die vele geheimzinnige wieltjes, knoppen en handles heeft. Voortdurend is de blik van den machinist gevestigd op de baan vóór hem, want hij is verantwoordelijk voor het leven van honderden menschen in den trein.

Een voorrecht van den machinist is, dat hij zijn maaltijd nooit koud hoeft te eten. Hij kan z'n potje op 't warme lijf van de locomotief zetten.

station. Hetzelfde traject terug, bruggen, landschappen, treinen, seinpalen, alles flitst voorbij.

Te Amersfoort krijgt hij een knikje van de chef. „Keurig op tijd" beteekent dat. Nu is Barend nog niet klaar, als boemel gaat het nog heen en weer naar Amsterdam. Forensen stappen in en uit, iedere twee minuten gooit de stoker kolen op het vuur, keer op keer spuit hij de kolen op de tender nat: „dan vliegen ze er niet zo gauw door". 16.23. Amsterdam, veel lawaai: „Amsterdam C.S.Ü Ako! Koffie!" Al dit geroezemoes geldt Barend niet; terwijl hij nog met de loc voor het perron staat, klimt hij weer met zijn lange oliespuit naar buiten en gaat de smeerpunten na.

In de avond gaat het stalwaarts, forensen dringen, de vuurgloed slaat tegen de rook en Barend zit weer rustig op zijn bankje aan de rechterkant van de indrukwekkende frontplaat met talrijke wieltjes en handles.

In Amersfoort klinkt het nu: „Avond" en zijn collega met de stoker klimmen 't trapje op. .Alles goed?"

„O.K." Barend schiet zijn jasje aan en wordt van bevoorrecht mensch tot gewoon burger. Hij loopt dwars de rails over naar de remise om zich grondig te wasschen, en gaat daarna naar de kapper, want het is Zaterdag... De onvermoeibare loc verdwijnt over de glimmende rails naar Zwolle...

Links: De tender krijgt een flinke slok water. Rechts: Thuis wijdt de machinist zich aan zijn liefhebberijen, en 't is wel opvallend, dat het spoorwegpersoneel dan graag tuiniert. Foto's I.P. 6 R.S. Peiling*