dwingend. Zij had moeite, om niet in tranen uit te barsten. Zij huilde, toen rij op haar kamer kwam, verkleedde zich, ofschoon zij zich werkelijk niet had geparfumeerd en waschte haar geheele gezicht met koud water, om de sporen van de traneri te verwijderen en als middel tegen de hoofdpijn, die haar hevig kwelde.

„Waarom zou hij toch zoo'n afkeer voor mij gevoelen?" dacht zij bedroefd.

Het leven had haar nooit verwend en vooral de laatste jaren had zij het erg moeilijk gehad. Met haar intrede in de villa van Johan Nor was een nieuw, beter hoofdstuk in haar leven begonnen en zij had hier werkelijk gelukkig kunnen zijn. De president was zoo goed en vriendelijk voor haar, dat zij daardoor menigmaal diep werd getroffen. Maar Frank's humeur, zijn onredelijk en dikwijls ruw optreden en de spot, waarmede hij haar veelal krenkte, verbitterden haar leven. Zij kon zich met geen mogelijkheid verklaren, waarom hij juist tegen haar altijd izoo leelijk deed, terwijl hij tegenover alle andere menschen meestal de vriendelijkheid zelf was. En Lucia verlangde, hunkerde naar zijn vriendschap! Zij hoopte, dat er een dag zou aanbreken, waarop zij elkaar zouden begrijpen, waarop de klove, die hen nu scheidde, overbrugd zou worden. Zij stelde alles in het werk en deed zichzelf altijd geweld aan, om hem het leven zoo aangenaam mogelijk te maken. Zij voelde zich «óó gelukkig, als hij vriendelijk tegen haar was, dat zij dan 't liefst zijn handen zou hebben willen kussen.

Waarom?

Zij zou het niet kunnen zeggen, maar zij voelde overduidelijk, dat zij met hart en ziel aan hem verknocht was en dat dit zoo was geweest van het oogenblik af, waarop izij bij president Nor in huis was gekomen. Misschien was het medelijden met zijn ongeluk, wellicht ook dankbaarheid, omdat zij hier 'n tehuis had gevonden. Lucia droogde haar tranen en ging naar Frank's kamer terug.

De patiënt scheen nu weer wat gekalmeerd te zijn.

„Ik zou U graag een vraag stellen," begon hij, nu weer tamelijk vriendelijk, „heeft U verpleegsterswerk verricht in het sanatorium von professor Lorenz in Praag?"

Lucia schrok zoo hevig, dat zij een boek, dat zij in de hand had, plotseling liet vallen.

„Waarom vraagt U dat, Herr Nor?"

„Och, zoo maar, hij heeft mij behandeld. Drie maal heeft hij mij in observatie gehad."

„Merkwaardig," zei Lucia zacht, „vermoedelijk waren wij toen slechts door een muur van elkaar gescheiden!"

Frank scheen weinig aandacht te schenken aan haar opmerking. „Dat is wel mogelijk. Is die professor Lorenz werkelijk zoo'n wonder van geleerdheid en geneeskunde, Lucia?"

„O, neen, hij is een mensch, zooals ieder ander. Hij is erg gelukkig geweest in zijn practijk, maar ik geloof niet, dat hij zoo veel meer weet en kan dan andere zenuwspecialisten."

„Dat noem ik nu eerst openhartig," antwoordde Frank met bitterheid en

hij zuchtte. „Men heeft mij verteld, dat hij bij zijn patiënten wonderen verricht en ik heb het korten tijd geloofd. Hoe is hij eigenlijk in zijn particuliere leven?"

„Waarom stélt U daar belang in?" vroeg Lucia ongewoon scherp en geprikkeld, maar daar lette Frank niet op.

„Ik herinner. mij, dat hij op mij den Indruk maakte, een izeer sterke, overheerschende persoonlijkheid te zijn, maar ook, dat hij antipathie bij mij opwekte. Welken indruk heeft U van hem gekregen?" „Ik?" herhaalde zij met onvaste stem. Zij was erg zenuwachtig en scheen ontsteld te zijn. „Als U mij vraagt, hoe hij als dokter was, dan kan ik U zeggen, dat hij er altijd op uit was, zijn reputatie als bekwaam specialist eer aan te doen. — Als mensch ken ik hem niet." Die laatste woorden kwamen er aarzelend uit.

Frank zweeg eenige oogenblikken. „Nu ja," bromde hij toen, „het doet er ook eigenlijk niets toe. In ieder geval is hij niet de man, tot wie ik als mijn redder kan opzien."

Frank zuchtte. Hij had alle hoop op geneszing van zijn blindheid eigenlijk al opgageven, maar hij had het vage

idee gehad, dat hij met dien dokter Lorenz In lotsverbondenheid stond en een tijdlang de hoop gekoesterd, dat die man hem uit zijn eeuwige duisternis zou kunnen redden. Daarom beteekenden Lucia's crltische woorden voor hem, tot zekere hoogte, een teleurstelling. Er bestond voor hem geen redding meer!

HOOFDSTUK V.

Op zekeren dag kwam Lise hem weer een bezoek brengen. Zij kwam arm In arm met Helena, alsof zij de dikste vriendinnen waren. De kamer van Frank was in een oogenblik gevuld met chypre-geur.

,JHoe maak je het, Frank?" vroeg Lise heel vriendelijk.

In den loop van het gesprek merkte Helena op: „Wij hebben «gehoord, dat U nu een verpleegster heeft." Frank's bevestigend antwoord klonk onwillig.

„Kunnen wij haar niet eens zien?" vroeg Lise nieuwsgierig, alsof het ubels over een nieuw meubelstuk of een

ubels over een nieuw meubelstuk of een jong hondje ging.

„Als Ik U goed begrijp, Lise, is het uw bedoeling, dat ik de verpleegster aan U voorstel," zei Frank onaangenaam getroffen. „Dat wil ik met genoegen doen, Lise, maar ik ben bang, dat zij izich met jou niet erg goed zal verstaan."

Lise lachte spottend.

„Wat een onzin, Frank! Dacht je soms, dat ik daar ook maar de geringste waarde aan hechtte? Is zij werkelijk zoo aartsdom?"

„Ik heb toch niet gezegd, dat zij dom is?" zei Frank en drukte op de belknop, om Lucia te laten komen „Zij is zelfs een bijzonder verstandige vrouw, met wie men heel goed kan praten."

Lise vond het onprettig, dat Frank (zijn verpleegster zoo in de hoogte stak. Zij kon nooit hebben, dat andere vrouwen in haar bijzijn werden geprezen.

„Hoe oud is zij? En is zij knap?" vroeg Helena, die in haar nieuwsgierigheid Frank's gebrek heelemaal vergat.

Die vraag verraste hem zoo zeer,

99 99 Nu moet U eens luisteren.... zegt Victorientje „Ik wil graag eens met U praten over onze mooie chocoladefabriek. Wist U, dat die minstens even groot is als Victoria's Biscuitfabriek ? 't Is alleen zoo jammer dat wij daar op 't oogenblik niet zooveel kunnen fabriceeren als ik wel zou willen. Maar wij moeten nu eenmaal zuinig zijn en daarom zijn er ook verscheidene bonbonsoorten vervallen en wordt er van andere minder gemaakt. Maar er is één troost: de fabricage van de bonbons, die ook nu nog even heerlijk zijn als vóór den oorlog, hebben wij gelukkig kunnen handhavenl Dat proeft U wel als U er eens een doos van hebt kunnen koopen." Dan zegt U ook: „De Victoria-bonbons die er zijn nou, die zijn fijn 1" Vlctorla-Bonbons, alleen verpakt verkrijgbaar. CHOCOLA BONBONS 35ff 5 V DAMES EN MEISJES MAAKT NU ZELF UW KLEEDING THUIS!! Zendt een briefkaart aan E. N.S.A.I.D. INSTITUUT TOLSTEEGSINGEL 54 - UTRECHT voorzien van een duidelijk adres, met den naam van dit blad en beplakt met 35 cents aan postzegels (porto briefkaart inbegrepen, zie model) en wij zenden U een mooi boek met ruim 100 maten en modellen, en tevens een gratis apparaat om U te laten zien hoe gemakkelijk onze methode is om THUIS zonder rekenen en teekenen alle kleeding te leeren maken en vermaken.