De transportwagentjes worden tot lange treinen vereenigd, en een merkwaardig persluchtlocomotief je voert deze door tal van gangen naar de schacht. Daar worden de wagentjes in een lift geplaatst en in snelle vaart gaat dan 't „zwarte goud" omhoog.

De telefonist onderhoudt op vele honderden meters (600 en meer) onder den grond het contact met de bovenwereld en de overige gedeelten van de mijn.

van soms verscheidene kilometers ver op een miniatuür-station bij de schacht.

Twee aan twee worden de wagentjes hier automatisch in de liftkooi geduwd, waarbij tegelijkertijd leege wagens, die van boven zijn gekomen, ook twee aan twee er uit worden geduwd. Als de liftkooi vol is — er kunnen heel wat wagentjes in worden opgenomen, gaat 'n signaal naar boven, en de lift schiet met een vaartje van zeventig kilometer oer uur naar boven. In omgekeerde volgorde gebeurt boven dan hetzelfde als beneden. Leege wagentjes staan daar klaar, die de volle wagentjes uit de liftkooi duwen, en vervolgens gaan de leege wagentjes omlaag.

De volle wagentjes worden inmiddels verder getransporteerd naar een plaats, waar men ze leeg stort op een schuddende zeef.

Hier pikken jonge arbeiders de stukken steen uit de kolen, en nadat de kolen tenslotte door een bad zijn gevoerd, waar de laatste stukjes steen achter blijven, bereiken ze in volkomen zuivere toestand het emplacement waar ze in wagons worden geladen en door 't heele land vervoerd. Van talrijke bijproducten, die de kolen kunnen leveren, kan in dit uiterst korte overzicht geen sprake zijn. Het was trouwens slechts onze bedoeling een kleine schets te geven van het werk der arbeiders bij het eigenlijke winningsproces der kolen.

Dagelijks zijn tienduizenden menschen daarmee bezig, en misschien waardeeren wij die arbeid juist nu beter dan ooit, omdat we thans voor 't eerst zuinig moeten zijn met onze kolen. Nu beseffen we, dat aan elk kooltje, dat in onze kachel ligt te gloeien, arbeid is verbonden van een landgenoot. Dien arbeid eeren wij nu, maar wij zullen 't ook in de toekomst doen.

Een voorman controleert met een benzinelamp of het gevreesde mijngas aanwezig is. Deze lamp gaat namelijk reeds uit onder in\ vloed van een hoeveelheid HÜ - gas, die voor den mensch nog niet merkbaar is. Dit dooven van de lamp is voor den Éi mijnwerker dus een waarschuwing. De mijnlampen X zijn tegenwoordig zoo geconstrueerd, dat het onmogelijk is, dat de vlam tot ontploffingen aanleiding kan geven.

Zoo ziet Zwarte Piet Mijnwerker er uit als hij na volbrachte dagtaak weer boven komt. Een frissche douche en schoone kleeren geven hem echter spoedig een normaal uiterlijk terug. Poto'f Stevent-Oorthuya