Juist * * ♦ Meliorine!

Elke kinderarts zal het toejuichen, als li MELIORINB in het fleschje van Uw kleine doet.

't Is licht verteerbaar kindermeel, uit de allerfijnste gerstebloem gemaakt. Smaakt héérlijk en is reguleerend!

'n Héél pak op één gortbonnetje I

r ^oofOPUN • • '

werking, on.chadel.,k.

ziin daar 'l kerTJ ES" •" h«' sl

H eb dos steeds X

Neem n AKKERTJE

De Neder tan dsch e Pijnstiller

*MELIORINE*

HET LICHT

Maryna Radomerska

van £ij,n <

„U moet niet denken, Herr Nor, dat ik dat huwelijk heelemaal zonder idealen ben ingegaan. Ik was heilig van plan, een goede vrouw voor hem te zijn. Ik had zelf in de medicijnen gestudeerd, de studie, die ik wegens gebrek aan middelen moest opgeven, maar ik meende en hoopte door die onvoltooide studie mijn man in zijn practijk behulpzaam te kunnen zijn."

„En was U niet gelukkig met hem?" „Neen. Mijn leven aan zijn zijde was voor mij een vagevuur op aarde. Het was geen leven, Herr Nor. Het was absoluut ondragelijk! Ontzettend!" Zij rilde nu nog bij de herinnering aan hetgeen zij in haar huwelijk van dien man had moeten verduren.

Frank was diep onder den indruk. „Arme Mila," zei hij deelnemend. „Het leven is soms heel hard. Ieder van ons moet zijn kruis dragen..."

„U ook?" vroeg zij ernstig.

„Ja, ik ook."

Frank voelde, dat nu het oogenblik was aangebroken, om met haar over Emma Hradil te spreken.

„Ja, ik ook," herhaalde hij. „Ik heb een meisje liefgehad en met haar de heerlijkste plannen gemaakt voor de toekomst. Toen ik oogenschijnlijk het geluk onmiddellijk binnen mijn bereik had, verdween zij plotseling, zonder redelijke verklaring en zonder de besliste belofte, dat zij ooit zou terugkeeren. Sedertdien heb ik niets meer van haar gehoord. Kunt U zich indenken, wat het voor een man beteekent, iemand voor goed te verliezen, die hij met hart en ziel liefheeft?"

„Ja, dat geloof ik wel," zei ze zacht. „U heeft haar gekend, Frau Mila, misschien zelfs wel heel goed! Is de naam Emilie Hradil bekend?"

Mila Lorenz schrok.

„Ja," zei ze, nauwelijks hoorbaar. „Zij was verpleegster in het sanatorium van uw overleden man en is verleden jaar Februari bij hem weggegaan. Zij ging heel plotseling heen, na een hevige, opwindende scène met den professor." „Hoe weet U dat?" vroeg zij verwonderd.

„Ik heb het van Dr. Broschik gehoord, die assistent was bij Dr. Lorenz. Maar dit doet niets ter zake. Ik wilde, slechts één ding van U weten: was de aanleiding tot het plotselinge vertrek van Emilie Hradil, was haar twist met professor Lorenz, het gevolg van iets, dat voor haar minder eervol of zelfs oneervol was?"

Frank had die delicate vraag op zeer ernstigen toon gezegd en MÜa daarbij onderzoekend aangekeken. En hij wachtte vol spanning op het antwoord.

Haar antwoord zou over zijn lot beslissen, dat voelde Mila heel goed. Zij wist, dat Emilie Hradil de vrouw was, die hij „zijn licht" noemde, dat die stille schaduw haar grootste mededingster was in den strijd om Frank's hart. Het zou haar slechts een enkel woord behoeven te kosten, een kort en beslist „ja", om van Frank's „engel in menschengestalte" een eerlooze vrouw te maken, die hij zou verachten. Zij overwoog een oogenblik, wat zij zou zeggen.

„Ik verzoek U, plechtig en dringend, mij de waarheid te zeggen. Ik verlang geen feiten of bijzonderheden, maar alleen een duidelijk antwoord, dat niet de minste twijfel openlaat."

Zijn stem klonk bijna smeekend.

„Neen, dat was het niet. Emilie Hradil heeft, in den tijd, dien zij in dienst van professor Lorenz doorbracht, niets oneervols gedaan," antwoordde Mila vast en beslist. Zij was blij en tevreden, dat zij aan de bekoring had weerstaan.

N.V. KONINKLIJKE PELLERIJ „MERCURIUS"

voorheen GEBROEDERS LAAN WORMERVEER

„Zij was het niet!" mompelde Frank ontroerd en hij herhaalde die woorden een paar keer. „Wat een geluk! Wat een ontzaglijk geluk!"

Hij had het wel kunnen uitjubelen van blijdschap en eensklaps was al het andere hem totaal onverschillig, want hij dacht alleen nog maar aan Luz en zijn liefde voor haar. Mila Lorenz had alle twijfel uit zijn hart weggenomen. Hij was er nu volkomen zeker van, dat Luz zijn liefde waardig was en hij verheugde zich daar den geheelen dag uitbundig over. Maar toen hij zich dien avond te ruste begaf, dacht hij plotseling weer héél levendig aan Mila Lorenz en toen viel er 'n schaduw over zijn geluk. Frank kwam tot het diepe besef, dat zijn hart niet onverdeeld meer aan Luz toebehoorde. Hij had dat in de afgeloopen dagen al vaag gevoeld, maar het was nog niet duidelijk tot hem doorgedrongen. Dat besef nu drukte als een loodzwaren last op zijn hart. De volgende dag was al de zesde van zijn vacantie en Frank dacht er met tegenzin aan, dat hij binnenkort weer aan het werk moest.

„Ik ben hier bepaald lui geworden," zei hij tot Mila, „en ik heb heelemaal geen zin, om naar huis terug te gaan. Ik zou veel liever met U hier blijven."

„Ik blijf ook niet zoo lang meer, Herr Nor."

„Gaat U naar Praag terug?"

„Dat denk ik niet. Ik heb in Praag geen kennissen. Niets trekt mij daarheen. Vermoedelijk ga ik in een dorp op het land wonen."

Door een sterk, overweldigend gevoel gedreven, greep Frank Mila's handen innig vast. Het scheen dat hij haar iets heel belangrijks, iets van zeer groot gewicht wilde zeggen, maar zijn mond bleef gesloten en er verscheen een uitdrukking van radeloosheid op zijn gezicht.

Mila Lorenz keek hem vol gespannen verwachting aan. „Spreek! Spreek dan toch!" smeekte zij hem zwijgend, met den blik van haar oogen. „Spreek! Maak een einde aan mijn smartelijk wachten!"

Maar Frank begreep dien smeekenden blik niet, of hij wilde niet verstaan. Hij sprak het woord niet uit, waar zij naar hunkerde, dat hem op de lippen lag, het heerlijke verlossende woord, dat de poorten van het geluk voor hem zelf en voor haar zou hebben geopend!

Pas toen zij het bosch verlieten en langs de rivier liepen, herinnerde Frank zich het motto, waarmee hij zijn vacantie was begonnen: „Pluk den dag!"

Wat had hij aan „morgen"?! Waarom zou hij niet profiteeren van het oogenblik, het geluk grijpen, dat hem werd aangeboden? Hij bleef staan en raakte haar arm aan. En voordat zij de plotselinge ommekeer in zijn stemming had kunnen bemerken, nam hij haar spontaan in zijn armen. Hij keek in de stralende oogen en fluisterde:

„Mila, geliefde!" Hij had alles om zich heen vergeten en genoot, mat gesloten oogen, van zijn geluk. En weer meende hij, dat hij Luz in zijn armen hield. Maar de stem van Mila riep hem tot de werkelijkheid terug.

„Ik verzoek je, je oogen open te doen, Frank," zei ze bijna smeekend, „kijk mij aan. Ik wil, dat je er volkomen bewust van bent, dat ik voor je sta... ik, Mila Lorenz, en niet iemand, die je eenmaal vurig hebt liefgehad."

„Ja, ik denk aan jou, Mila," zei hij zacht en kuste haar vol innige teederheld. Hij voelde dat tranen over haar wangen vloeiden.

„Waarom ween je?"

Zij glimlachte.

„Vrouwen weenen altijd, als zij voor de

É