DE HUISVROUW

Wat ziel men in hei dagelijks leven van de Marshallhulp?

..Daar kunnen vrouwen beter over oordelen," vonden we, toen wc onlangs eens nadachten, waarin nu eigenlijk het verband tussen dc economische politiek van het Marshall plan en het leven van de volkeren — van de kleine man, zöals men zegt — het beste tot uiting komt. Want wat hebben beursnoteringen en statistieken te betekenen naast het alledaagse bestaan zoals dat de gemiddelde mens is beschoren, en wie kunnen daar beter over oordelen dan zij, die dagelijks met de eerste levensbehoeften moeten omgaan —■ de huisvrouwen? Hoe beschouwen zij de toestand, wat voor ervaringen hebben zij sedert de oorlog en in de laatste tijd opgedaan? Vinden ze dat het leven gemakkelijker is geworden of zijn ze van mening, dat het tegen

oveigestelde juist het geval is? Wat is beter geworden, slechter, anders? Hoe is hun stemming — gedeprimeerd, gelaten, hoopvol, berustend? Hoe onbelangrijk de eenvoudige opinie van de huisvrouw ook mag lijken in de ogen van een geleerde econoom, hoe primitief hij de in werkelijkheid zeer lastige opgave van de dagelijkse inkopen ook vindt — toch vormen alle politieke, commerciële en economische factoren welke hij voor zijn bureau gezeten slechts ziet als dode cijfers, zeer juist en levendig uitgedrukt in het dagelijkse leven van de kleine man. voor wie alleen maar de huisvrouw de wijze, machtige en verantwoordelijke minister van financiën is. Daarom hebben wij haar fneninq gevraagd.

FRANKRIJK

„Alles wordt duur, maar er is wel eten", zegt de Parisienne berustend.

Niemand in Frankrijk kent de markt zo goed als juist de huisvrouw, dit altijd zelf haar inkopen doet — zelfs al heeft ze een meisje. Ze is zeer precies wat de prijzen betreft en toen wij aan een inwoonster van Parijs de vraag stelden: „Hoe heeft de toestand zich sedert het einde van de oorlog ontwikkeld?" antwoordde ze gelaten: „Sedert het einde van de oorlog? We hoefden niet meer in de rij te staan; groenten en fruit, die niet meer waren te krijgen, kwamen plotseling weer te voorschijn en aardappelen, die je in de oorlog slechts sporadisch tegenkwam, zijn ook weer te koop, al kosten ze vijftien cent per kilo.

Er zijn hier veel levensmiddelen vrij, bijvoorbeeld vlees. Maar het kost dan ook liefst ƒ 6.50 per kilo.

Een brood van 800 gram kost 45 cent, een pond kaas ƒ 1.60, een liter melk 50 cent en een mud kolen ƒ 12.50. Wanneer u dan nog weet, dat een niet gespecialiseerd fabrieksarbeider vijftig gulden in de week verdient, zult u begrijpen, dat alles aan eten opgaat en dat er zelfs dan nog te kort is.

Alles bij elkaar is het leven hier twee maal zo duur als in 1945. Zoals u ziet is er eten genoeg, maar géén geld!"