Ermelo is op de Veluwe het centrum van de eenden-eierenproductie, ofschoon er voor 1S20 nog weinig te vinden was. Fokkerijen en eierproductie-bedrijven doch op bescheider schaal vindt men ook veel in de Zaanstreek. Jansen's Eendenfokkerij begon in 1S20 met 300 eenden. Thans heeft men circa 14.000 eenden „in dienst".

Wandelend over de uitgestrekte terreinen — de totaallengte van de nachthokken bedraagt bijna twee kilometer! — vertelt de heer Jansen ons enkele interessante bijzonderheden over dit zeer merkwaardige bedrijf. „Het ras, dat wij hier hebben, is „Kharki Campbell", natuurlijk stamboek-eenden. Er wordt bij deze eenden niet alleen op gelet, of de productie goed is, maar ook op de datum van het eerste ei, het gewicht daarvan, lichaamsbouw en kleur en ook, hoe de broers en zusters van zo'n eend het doen. Ze hebben alle een olaatje aan de vleugel met een nummer, dat correspondeert met een kaart, in ons archief. Eén eend geeft daardoor een berg administratie. De gemiddelde ei-productie bedroeg dit jaar 348. Dat is 't eerste legjaar, dat over 17 maanden loopt en het beste is, want 't tweede legjaar is altijd aanmerkelijk minder en gemiddeld 270. Na twee jaar leggen ze nog wel, maar dan is het toch voordeliger jonge eenden aan te schaffen."

„Hoe lang duurt 't nu voor die loopeenden aan de leg gaan?"

„Loopeenden? Ach, ja! Men maakt zo in de wandeling onderscheid tussen loop- en watereenden, alleen ze lopen en ze hebben geen water, dus.... loopeenden! Maar nu uw vraag: na 4 of 4'/ 2 maand legt een eend haar eerste ei."

„Broedt u alles in eigen bedrijf?"

„Ja, alles en uitsluitend met de machine. Wij beginnen altijd vroeg, half Januari, en zijn dan begin April met de broed klaar. Vier weken blijven ze in de machine, een week langer dan kippeneieren. Dit jaar waren we al op 26 Maart klaar en hadden toen 100.000 eieren uitgebroed."

„En waar worden de eieren geveild?" — „In Harderwijk; de prijs ligt een tot anderhalve cent lager dan die van kippeneieren. En als de eenden na twee jaar leggen weggaan voor de slacht, gaan ze naar Barneveld. Een eend is veel sterker dan een kip en ziektee komen vrijwel niet voor.

Voor eenden zijn nachthokken, doch dit is eigenlijk een verkeerd woord, want de eenden zijn meestal buiten en worden nooit opgesloten, ook 's winters niet.

„Krijgen de eenden uitsluitend vis?" informeren wij.

„Nee, men dacht vroeger, dat een eend alleen op vis kon leven. Wel hebben ze een minimum aan dierlijke eiwitten nodig, doch een belangrijk deel van het voedsel bestaat eveneens uit een mengsel van meel en graan, dat wij op toewijzing ontvangen en verder bijvoorbeeld gedroogde garnalen. Vandaar óok dat eendeneieren zeker niet „vissig" behoeven te smaken...."

„Ligt, of nu beter gezegd lag het gevaar voor paratyphus in de aard van het voedsel?" „Néén! Het voedsel heeft er niets mee te maken." En de heer Jansen vervolgde: „Weet u dat paratyphus ook bij kippen kan voor komen? In Amerika heeft men niet minder dan 15 verschillende stammen van paratyphus bij de kippen ontdekt. Bij eenden komen over 't algemeen twee verschillende stammen voor. Hoe de besmetting nu eigenlijk gege

schiedt, weet men niet. Zeer waarschijnlijk wordt zij overgebracht door meeuwen en kraaien die vooral hier zijn als wij met verse vis voederen. Verder zijn kraaien en ratten gevaarlijke bacillenoverbrengers; de hygiënische omstandigheden zijn dus zeer belangrijk." Er is nog altijd een enorme vraag naar eieren. Ze worden voornamelijk aan de beschuitfabrieken en bakkerijen geleverd en zeer veel aan particulieren. Niettemin.... na de oorlog heeft Nederland nog eendeneieren naar Zwitserland en België uitgevoerd,' doch toen zich in beide landen gevallen van paratyphus voordeden, werden ogenblikkelijk de grenzen gesloten. Dat terrein kunnen we nu terugwinnen!" Cor Dokter

Jansen's Eendenfokkerq houdt er niet minder dan twaalf broedmachines op na en in de eerste drie maanden van het jaar broeden zij 100.000 eendeneieren uit! Dat zou zelfs de meest enthousiaste kip te veel zijn...

Stamboekeenden in de contrölerennen. Iedere eend heeft hier een afzonderlijke loop en een eigen hok en op deze wüze kan men elke eend individueel onder toezicht houden en op deze w\jze nagaan, of haar eieren al dan niet in 't komend voorjaar „in het stamboek" uitgebroed mogen worden.

De uitvinder van het middel tegen de paratyphus, de heer H. Ligtermoet, en z^jn medische medewerker, dr. Picard, die als bacteriologisch adviseur optreedt, onderhoeken de inhoud van een „ontsmet" eendenei.

De rekken vol eieren worden in een gesepareerde afdeling van de fabriek opgenomen en zakken langzaam weg in de ketels, waar een bepaalde verwarmingsprocedure de paratyphusbacillen doodt, terwijl een toegevoegde vloeistof een nabesmetting voorkomt.