De slager neemt de bestelling telefonisch op. Het volgende bedrijf is de fietsjongen, die zoveel tijd kwijt is om een en ander onder te bezorgen. Daarvoor moet een fiets gebruikt worden. Het kost allemaal geld en wie betaalt dat uiteindelijk?

,Wat zou het een massa werkuren besparen als iedereen de melk in de winkel ging balen. Dat zijn van die dingen waar men aan moet wennen.

de bel ?

BOVEN: De bakker is een dagelijkse gast. Hoeveïl duizenden uren per dag zou deze service kosten? ONDER: De groentenman rijdt met een compl"te winkel op wielen. Zo zijn er ook kaas. en eierwagens in ons land. Wat is dat allemaal gemakkelijk.

HOOR, daar gaat die nare bel".... Wie kent niet dat aardige vlotte radioliedje? Het is populair, want in vrijwel geen ander land komen er zoveel mensen aan de deur, als in Nederland. De bakker brengt het broodje aan, de slager komt met het vlees, de wasserij haalt.en brengt de was, de visboer stept met zijn kar voor de deur, de bloemenkoopman doet desgelijks en de kruidenier haalt eerst de bonnen, om daarna de waren af te leveren. Over de petroleumman, de groenteboer en de melkleverancier. vaste klanten aan de bel, hebben we het aan nog niet eens gehad. Wie de Franse vrouwen met het lange brood ziet lopen, wie de Parisienne naar de laiterie ziet gaan, wie de Engelse vrouwen in de rij ziet staan bij de viswinkels, hij verwondert zich over de fijne service, die de Nederlandse huisvrouw geniet. Nederland is op dat punt een ideaal land. De uitstekende bediening heeft zich geleidelijk ontwikkeld en het is wel zeker, dat de fiets en daarnaast de driewieler een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van dit proces. Het is met een fiets immers mogelijk in betrekkelijk korte tijd eer. aantal klanten te bedienen, ook als ze op flinke afstand van de zaak wonen. Zo werden de „uitbrengklanten" belangrijk voor iedere middenstander. Er zijn zelfs vele zaken, die zich eerst konden ontplooien, nadat een aantal „uitbrengklanten" een omzetbasis hadden geschapen. Wie weinig aandacht wenst te besteden aan zijn winkelinrichting en niets voelt voor grote étalages kan met „uitbrengen" goede zaken doen, doch aan de andere kant zijn er vele middenstanders, die het als een grote financiële last voelen, dat ze de klanten alles na moeten brengen. Hoeveel voordeliger zou het zijn, als de klanten allemaal voor de toonbank kwamen.

Het heeft er alle schijn van, dat deze uitgebreide diensten aan de kopers juist nu het leven duurder wordt, tot een maatschappelijk probleem zullen worden. Het is immers begrijpelijk, dat niemand van de handeldrijvende middenstand er veel voor voelt om deze „service" los te laten, omdat het gevaar groot is, dat hij zijn omzet, althans een belangrijk deel ervan, zal verliezen. Aan de andere kant zullen vele huismoeders niet graag genoodzaakt worden, zelf allerlei boodschappen te moeten doen, althans — en hier wringt de schoen — als men voor hetzelfde geld alles keurig thuis bezorgd krijgt.

Het begrip bijverdienste oefent op duizenden een wondere bekoring uit. Er zijn voorbeelden te over, waaruit blijkt, dat wie thuiswerk te vergeven heeft, te kust en te keur kan gaan. Het aanbod overtreft de vraag in hoge mate. Daaruit valt onmiddellijk af te leiden, dat. er een algemene neiging is, het gezinsinkomen te verhogen,