t lieuwsgierig

J ] eN heer, wiens vrouw tamelijk, om niet te zeggen afschuwelijk nieuwsgierig was, had al tijden gedacht aan een middel om haar die vervelende gewoonte af te leren Op zekere dag zag zijn vrouw, dat hij heel voorzichtig een papier opvouwde en schichtig keek of zij het zag. Stilletjes sloop hij daarna naar boven. Zij — haai ondeugd weer niet bedwingend — volgde hem en zag door de openstaande deur van het studeervertrek, dat hij het geheimzinnige papier onder een stapel overhemden in zijn kleerkast verborg.

Prompt stapte zij de kamer binnen.

,Wat is dat?" vroeg zij.

„Niets," zei hij.

Toen haar man weg was kon het nieuwsgierig vrouwtje haar ondeugende eigenschap met langer in toom houden en zij- open le de kast om het papier te vinden. Zij vond het en haastig las zij het briefje. Dit stond er: „Ik zal een bontjas voor je kopen als je er eindelijk mee ophoudt in mijn bureau en kasten te snuffelen."

HOLLYWOOD-SUCCES

Zij wint een schoonheidswedstrijd

Zij arriveert in Hollywood

Zij verschijnt in een [ilm

Zij krijgt grote stukken in de krant

Zij krijgt de knipsels

Zij leert lezen.

Gevangene: „Hoe lang moet jij brommen?"

Nieuwe: „Negen en negentig jaar en hoe lang jij?" Gevangene: „Zeven en vijftig jaar."

Nieuwe: „Neem jij dan het bed bij de deur, jij bent er het eerst uit.

Deze man komt echt niet uit een voorwereldlijk tijdperk, dat moet U beslist niet geloven; het is een gewone aardbewoner uit de twintigste eeuw, die heel modern iS* uitgerust. De man, luitenant F. Latham van de R.A.F., beproeft een nieuwe uitvinding, een reddingscostuum, zou men het kunnen noemen, dat een vlieger die in het water terechtgekomen is drijvende houdt en beschermt tegen koude en vocht. Het hele geval weegt nog geen twee pond en kan zo klein worden opgevouwen dat het zich met gemak in de zak van de kleine rubberboot laat bergen. Met zo'n rubberpak en rubberboot zullen vliegers nog grotere kansen op lijfsbehoud hebben als zij in de zee zijn terechtgekomen.

„Iemand heeft een stuk klapkauwgum in die ouwe vulkaan gegooid!"

TOT laat in de vorige eeuw waren er in de provincie Groningen mensen, die — bij overlevering — iets wisten te vertellen over de zo geruchtmakende rechtszaak tegen JAN HARMS, die dateerde uit het jaar 1774. Als bij vele andere „grote zaken" gold het ook hier een roofmoord.

In het begin van het genoemde jaar werd in de stad Groningen een bejaarde weduwe, die alleen in een groot huis woonde, op lafhartige wijze om het leven gebracht. Het was duidelijk, dat het de dader om haar bezittingen te doen was geweest, want de moordenaar had zoveel meegenomen, als hij maar kon. Elk spoor van een mogelijke dader ontbrak. Doch na enige tijd vatte de Justitie verdenking op tegen Jan Harms de zoon van de buurman der vermoorde weduwe. Dit jongmens was

ongeveer 22 jaar oud. Hij stond bekend als een avonturier van de slechtste soort. Juist toen men tot arrestatie wilde overgaan, vertrok de verdachte met de Noorderzon hit Groningen. Enkele dagen later werd

„Jan Harms en ik kom uit Munsterland," antwoordde de aangehoudene. Het gevolg van dit antwoord was natuurlijk, dat de man mee moest, naar het bureau. En ja, daar bleek hij volkomen aan het signaSENSATIONELE

RECHTSZAAK IN 1774

een verzoek tot aanhouding aan alle baljuwen, drosten en schouten in het land gezonden. In het signalement werd vermeld, dat de voortvluchtige te herkennen was aan: le een genezen armbreuk, en 2e een genezen „beeneter".

Dientengevolge geschiedde het, dat twee Amsterdamse dienders op een avond bij 'n juist aangekomen beurtschip een jongeman aanhielden, die sprekend op de verdachte leek.

,Jioe heet je?" vroegen zij.

lement te beantwoorden; een genezen armbreuk, en een „beeneter".

Hoewel de arrestant bij hoog en bij laag vol hield, dat hij niet Jan Harms uit Groningen, doch Jan Harms uit Munsterland was, werd hij gevankelijk naar Groningen gevoerd. Ook daar scheen alles tegen hem. Een aantal Groningers herkende pertinent in hem de voortvluchtige Jan Harms. De Schout vond het alleen vreemd, dat de ouders van de gezochte verklaarden.

dat deze jongeman hun zoon niet was.

De heren van het Recht begonnen toen te spreken over de mogelijkheid van een „scherper examen" op de pijnbank. Het ging er voor df man, die beweerde uit Munsterland te komen, al heel lelijk uit te zien. Gelukkig voor hem nam de zaak echter een verrassende wending, toen plotseling twee Amsterdamse dienders kwamen opdagen, met nog een Jan Harms! Wat was er gebeurd? De Schout van Amsterdam was niet voor 100% overtuigd, dat de eerst-aangehoudene de „ware Jacob" was, en had daarom gelast, dat het onderzoek voortgezet zou worden. De tweede Jan Harms werd daarop — weer bij de beurtschepen — aangehouden.

De beide verdachten werden geconfronteerd, en ja, nu bleek er wel enig verschil in uiterlijk te ontdekken,

al geleken zij veel op elkaar. Toen de tweede aangehoudene daarop bekende de weduwe te hebben vermoord, hield alle twijfel op, en de Munsterlander, die op miraculeuze wijze aan de pijnbank was ontsnapt, werd onmiddellijk op vrije voeten gesteld. Er was hem heel wat bespaard gebleven!

De ware Jan Harms werd veroordeeld om levend, van onderen op geradbraakt, en daarna met een bijl onthoofd te worden. Toen de veroordeelde op het schavot trachtte een gebed voor zijn ouders te stamelen, viel de predikant, die er bij was, hem in de rede, en riep in het Gronings uit: „Bid nyet veur dijn olders, maor veur dijne arne zyele, dy het 't

meer neudig

Deze rechtszaak hield zeer zeker de waarschuwing in, dat herkenningstekenen, en zelfs gelijke namen toch nog altijd kunnen bedriegen.