Langs de spoorweg rukken ze op naar de „vijand". Onder: Een rookgordijn onttrekt de soldaten aan het oog van verborgen schutters.

„En als U toch over ons schrijft, vertel dan hoe fantastisch de bevolking, van Echternach voor ons geweest is. Zondag heeft de pastoor vertelt dat men vriendelijk tegen ons diende te zijn en het resultaat is geweest dat ieder van ons na kerktijd bij een Echternachse familie werd uitgenodigd. De bevolking heeft ons toen zo volgestopt met lekkernijen en drank, dat we de andere dag vrijwel niet aan de slag konden. Die van Echternach weten wel hoe ze een leger weerloos moeten maken!"

Als ik 's nachts nog eens door het dorp wandel, wordt ik om de tien meter aangeroepen door eeu schildwacht, die over zijn kameraden waakt die op hooizolders of in de loopgraven uitrusten voor de vermoeienissen die de dag van morgen zal brengen.

■ „Als je nou echt over ons Ue bergen in wil schrijven moet je mor _ genochtend met ons meegaan," hadden ze tegen me gezegd en toen kon ik de derde dag niet minder doen. Nu druipt, ondanks de koude, het zweet me in straaltjes over mijn body en loop ik met lekke schoenen te plonzen in het water. We hebben een afstand af te leggen van zes kilometer hemelsbreed. In waarheid lopen we nu reeds drie uren en we zijn voorlopig nog niet op de plaats van bestemming. Want er is geen weg die ons in staat stelt de hemelsbrede afstand te voet te gaan. We trekken over riviertjes en klimmen tegen watervallen op. We springen van steen tot steen en verwensen het lot dat ons dwingt na iedere afdaling weer te klimmen. De jongens moeten een volledige oorlogsbepakking meesjouwen en ik draag met mij de onervarenheid in het terreinlopen. Maar luitenant Van der Meer is onverbiddelijk: doorlopen, we zijn in vijandelijk gebied. Weer komen we over 'n bergrug en nu zien we beneden ons een spoorwegtunnel. Met merkwaardige spoed dalen we af en bezetten het viaduct volgens de regels van de kunst. Als we dat gedaan hebben, trekken we door de tunnel en komen uit op een spoorwegstation, waar het personeel ons met verbaasde gezichten ziet aankomen. We moeten er voor vreedzame burgers wel schrikaanjagend uitzien. In volledig oorlogstenue, bemodderd en bezweet, zien we er uit als een leger barbaren.

We rukken verder op en komen eindelijk aan de weg, die ons doel voor vandaag is, Volgens de mededelingen zal daar vanmiddag een vijandelijk convooi passeren en wij hebben opdracht gekregen om dat convooi aan te vallen en te ver-