Nctty's goed merkbare trots, als zij haar schuld Iwam voldoen, deed Nigel altijd veel genoegen. Lachend nam hij het papiertje met het geld aan. Hij legde het op den schoorsteenmantel en ongemerkt gleed zijn blik naar het portret en Netty zag zijn glimlach verstijven: hij vergat alles om zich heen en staarde droevig naar het lieve meisje op het portret.

Netty beet zich op de lippen. Er was iets niet in orde met Nigel, en het kwam door dat meisje. Enid heette zij: Netty had den naam onder het portret gelezen. En nu besloot zij, over de zaak maar eens te spreken. Ze had wel geen recht, zich er mee te bemoeien, maar zij kon ook niet verdragen, dat hij altijd zoo treurig moest zijn: die meneer Nigel had haar toch zoo goed geholpen! „U bent treurig nu en dan," zeide zij opeens, ,,en ik weet wel waarom. Het is om haar;" en zij knikte in de richting van het portret,

Nigel draaide zich opeens naar haar toe: „Hoe weet jij dat, Netty?" „Misschien geraden, maar gelijk heb ik. U kijkt altijd naar haar, en dan wordt u treurig. Er is iets niet in den haak!"

Nigel lachte zijns ondanks. „Ja, er iets niet in den haak, dat vrees ik ook, Netty," zeide hij.

„Als zij soms denkt, dat zij te goed voor u is, als het dat soms is " viel Netty uit, al vuur en vlam, „dan is zij een "

„Neen, neen," onderbrak Nigel haastig. „Neen, daar praten wij maar niet meer over, hoor!"

Maar er was voldoende gezegd, om Netty's vrees te bevestigen, en terwijl zij naar huis ging, dacht zij lang en veel na. 't Kostte, wat het wilde, hij moest weer gelukkig worden. Als „dat meisje" niet wist, wat voor jongeman het was, dien zij beminde, nu, dan moest het haar maar eens goed gezegd worden. „En dat zal ik doen," sprak Netty in zich zelf: „Als ik haar adres maar weet.

Enid, Enid hoe zou zij verder heeten? En waar zou zij wonen? Ik weet het niet, jammer genoeg En toch wou ik hem graag helpen... Ik moét hem helpen. Hij is toch zóó goed voor mij geweest "

Zij stelde het geval voor aan den agent Underwood, toen hij den volgenden morgen bij haar standplaats kwam.

„Ik begrijp niet, wat je er aan doen kunt, als je die dame niet bij vollen naam en adres kent," zeide de jonge agent.

„Kunnen we dat dan niet uitzoeken?"

„Hoe wil je dat doen?"

Netty stampte met den voet: „O," riep zij, heel onbillijk, uit: „en die noemt zich nu politieagent!"

Agent-van-politie Underwood keerde zich om; hij was vari plan, in majesteitelijk stilzwijgen heen te gaan maar een schrille kreet deed hem opnieuw zich omwenden.

Een gedeelte van een seconde zag hij Netty bij haar bloemen staan, op de teenen, het hoofd omhoog, met stralende oogen wijzend, als een tooneelheldin, naar het een of ander voorwerp midden in de volle drukte van Highstreet.

„Zij is het!" riep zij. „Kijk, in die gele auto!" en plotseling vloog zij heen. Het gerij stond een oogenblik toevallig stil, en agent Underwood zag Netty dwars tusschen de voertuigen door naar den gelen auto stormen. Langs auto's, onder de paardekoppen door, baande zij zich een hoogst gevaarlijken weg door de opstopping heen, ontkwam door zeven wonderen aan evenveel doodsgevaren en zoo bereikte zij den wagen, waar mejuffrouw Enid, verder onbekend, aan het stuurwiel zat. En zij bereikte den auto juist, toen hij zachtkens vooruit gleed en daarna snel uit het gezicht verdween Mistroostig keerde Netty terug...... En agent Underwood maakte zich uit de voeten. Hij kende de vrouw, hij kende Netty in het bijzonder te goed, om na zulk een tegenslag zich veilig te voelen in haar nabijheid. Eenmaal om een hoek verdwenen, haalde hij zijn ambtelijk notitieboek en potlood voor den dag en noteerde iets met zéér ernstigen politie-blik. Zachtjes voor zich heen fluitend stapte hij daarna verder.

Den anderen morgen weer bij Netty's plekje aangekomen, groette hij bijzonder vroolijk. „Morgen, Netty!"

„Morgen, meneer Underwood."

„U vermaakte zich gisteren," zeide hij, „met achter een auto aan te dansen? Ik heb er naar gevraagd." „O, hebt u me gezien?"

„Gezien? O, ja, soms zie ik wel eens iets, vlak voor mijn neus, al ben ik maar een agent van politie," antwoordde hij met ernstigen humor.

„Het was diezelfde " begon Netty.

Maar agent Underwood haalde zijn notitieboek te voorschijn. „De naam van de persoon,

die u zoekt," kondigde hij aan, „is Randall: adres van diezelfde persoon 17a Devonshire Crescent, Mayfair." Hij scheurde het blaadje uit zijn boek, en overhandigde het, zorgvuldig opgevouwen, aan het verbaasde meisje.

„Maar meneer Underwood, hoe weet u "

„Nummer van den wagen genoteerd, naam en adres in het register nageslagen. Doodeenvoudig," legde hij uit.

Netty's donkerbruine oogen sprankelden bewondering. „Wat knap van u gedaan!" Zij keek op het blaadje, keek daarna agent Underwood aan: „Dank u, dank u heel bijzonder," zeide zij op ernstigen toon. „Verbeeld u, zooveel moeite gedaan !"

„En ik zou voor u nog een heeleboel meer willen doen," stotterde hij, een knoop van zijn jas draaiend, dat het ding er haast af viel. Maar toen was agent Underwood wel wat verlegen met zijn eigen woorden en bevond opeens, dat zijn plicht hem elders riep. Nety keek den breeden, verdwijnenden rug van agent Underwood

Kerkje in de sneeuw.

een tijdje na en boog zich toen- met bijzonder teederen blik over haar bloemen

Nu Netty naam en adres van het meisje op de foto wist, begon zij diep na te denken, wat zij verder doen moest. Haar eerste plan was, om maar ineens naar het huis van juffrouw Randall te gaan. Maar zou zij de juffrouw te spreken krijgen? En als dat gelukte, wat rftoest zij dan zeggen: zou het succes niet hóógst twijfelachtig zijn Toen kwam er een geniaal idee in Netty's geest op: zoo moest het slagen! Zij zou een aardig bouquetje maken en dat aan juffrouw Randall's huis afgeven, zonder verdere boodschap. De bloemen zouden spreken. Juffrouw Enid zou natuurlijk denken, dat het van „hem" kwam. Zij zou hem schrijven, om te bedanken, en zoo kon de twist der gelieven tijdig, voor het Kerstfeest tot beider rust en geluk zijn bijgelegd.

„Een fijn idee!" fluisterde Netty vol hoop. „Een prachtkans!" En den volgenden morgen werd een uitgelezen bouquet aan de deur van juffrouw Randall's huis afgegeven. Dien avond vond Netty het noodig, weer een paar shillings af te betalen van haar schuld. Een enkele blik op Nigels gelaat was voldoende, om het meisje te overtuigen, dat de bloemen haar werk nog niet hadden verricht. Dus werd het middel den volgenden dag herhaald: des morgens een bouquet bij „haar": des avonds een bezoek bij „hem" en weer een shilling afbetaald... nog een snelle blik naar Nigels oogen... Nog geen resultaat? Neen! Nigel plaagde haar een beetje, dat zij millionnaire werd, vroeg nadrukkelijk naar „meneer" Underwood, verder niets. Hij keek weer

naar den schoorsteenmantel en dezelfde treurige stemming keerde terug. Maar Netty hield vol: offerde eiken morgen haar bouquet en bleef hopen. Eindelijk op 'n Dinsdag, twee dagen vóór Kerstmis, was Netty's hoop verdwenen. Toch leverde zij volgens het programma, 's morgens haar bouquet af, en 's avonds belde zij aan Nigels deur. Tante Peggy deed open; „Hoezoo, Netty, kom je alweer geld terugbrengen? Je zet er spoed achter, hoor!" „Ja, juffrouw, ik wou alles graag vóór Kerstmis in orde hebben." Tante Peggy gaf haar een goedkeurend, knikje: „Begrepen. Meneer Nigel is in de zitkamer. Je weet den weg." — Toen Netty klopte en binnentrad, rees Nigel juist van zijn schrijftafel op. „O, meneer, bent u aan het werk, stoor ik?" vroeg het meisje.

„Neen, Netty, ik ben juist klaar. Kom maar binnen."

Toen Netty de kamer verder binnentrad, schrok zij opeens. De photo van Enid Randall was van den schoorsteen verdwenen en stond op het open bureau. En meneer Nigel had daar juist zitten schrijven! Geleund tegen den inktpot stond een couvert, geadresseerd aan

Daar rinkelde de telephoon op de gang. „Ha," zeide Nigel, „dat is mijn vriend: die zou mij opbellen. Een oogenblikje, Netty!" Hij wipte vlug de kamer uit, en Netty schoot naar het bureau. Ja, daar stond het, volledig geadresseerd:

„Aan Mejuffrouw Enid Randall,

17a Devonshire Crescent, Mayfair, W.I.

Dus had hij toch geschreven! Maar wat lag daar op het bureau? Snippers van een verscheurden brief! Zou hij Een enkele snipper, bovenop, vertoonde de volgende woorden:

„Mijn allerliefste lieveling,

Zou je niet

De rest was afgescheurd. Maar 't was meer dan genoeg. Als hij zóó schreef, dan was de zaak vast in orde. Geen enkel meisje kon zulke woorden met koel, bitter hart lezen!

Daar hoorde zij Nigel terugkeeren; haastig greep zij den snipper met de enveloppe en verborg die in haar kleed. Daarna nam zij afscheid en ging heen. 's Anderendaags vond Enid Randall bij haar ontbijt een bouquet, mooier dan anders, en daaraan vastgehecht de gestolen enveloppe met den snipper briefpapier:

„Mijn allerliefst lieveling,

Zou je niet

Het was de vooravond van Kerstmis!

Toen Netty dien avond bij Nigel aanbelde, wist zij onmiddellijk, dat zij ten slotte succes had gehad. Tante Peggy deed open met zoo'n buitengewoon blij gezicht.

„Meneer Nigel is uit, maar kom toch maar binnen, Netty," zeide zij. — „Neen, dank u, juffrouw, ik kom liever niet binnen, maar mag ik u iets vragen?" „En wat dan, Netty?" „Is hij is hij met juffrouw Enid uit?"

„Maar, Netty, hoe kon je dat zoo raden? Ja, hij is met haar uit. Er is iets wonderbaars gebeurd Heel precies weet ik het niet, maar dezen morgen kreeg meneer Nigel een telefoontje van haar en hij vloog als een gek het huis uit. Na dien tijd heb ik hem niet meer gezien."

Netty knikte. Toen reikte zij tante Peggy een shilling toe. „Dat is de laatste, die ik schuldig ben," zeide zij. „Ik heb meneer Nigel mijne schuld afbetaald, juist op tijd voor het Kerstfeest. Goeden avond, juffrouw."

Toen zij weer op straat kwam, rolde zij haast tegen agent Underwood aan. De jonge agent was in burger pak. „O," riep hij uit. „Ik dacht wel, dat u hier in de buurt zou zijn. Moet u dezen kant uit?" Samen liepen zij op. „Voor u heet ik George," deelde de jonkman mede. „En zeg, morgen is het Kerstmis." ,Ja?" zeide Netty. ,Wel, ik heb geen dienst, en we zouden thuis een fuifje houden. En nu wilde ik vragen, of u ook van de partij zoudt willen zijn." „O, ja, dolgraag! Dank u wel, meneer Un......" „Ho, ho, hoe heet ik ook alweer?"

„Nu, George dan," zeide Netty.

„Ja, en zeg..." De jonge agent stond stil, aarzelde, en gooide er dan opeens uit: „En ik houd veel van je héél veel!"

„Nu, ik houd ook erg veel van jou... zie je..." gaf Netty heel openhartig ten antwoord.

Agent Underwood zuchtte van blijde verlichting. „Neen, maar... is me dat een meevaller!" riep hij uit. „Dat had ik nooit geweten, dat je van mij hield."

„O," zei Netty, „maar je moet ook niet denken, dat je alles weet, al ben je nu politieagent!"

EINDE.