OP DE SCHEIDING

Als de zware klokken galmen Van de heide tot aan zee,

Ligt weer een der lange schalmen

Van der jaren keten ree,

En is 't jaar weer vastgeklonken Aan den tijd die ons ontglijdt,

Veel van 't oude is reeds verblonken, 't Nieuwe wordt in glans verbeid!

Was 't een jaar met lichte luchten

Over stijgend levenspad ?

Ging het vliegend, zonder zuchten;

Was uw dag één vreugdeschat? Houdt dan vast, wat nu wil vluchten;

Wat nu scheidt, komt nooit terug Pluk en proef de rijpe vruchten . . . Ouder worden gaat zoo vlug I

Was 't een jaar als vale velden,

Zonder bloei en zonder gloed, Waar de nieuwe dag U meldde

Liefdelooze tegenspoed ?

Laat dan 't oude grauw verglijden: Wat nu scheidt, komt niet terug; Gaart uw kracht voor 't nieuwe strijden, Niet verlamt of krom van rug!

Als de zware kl.okken galmen

Van de heide tot aan zee Laat het uur dan even talmen,

Vinde 't ons tot-peinzen ree:

Stil vaarwel aan 't jongst verleden,

Stille welkom bij wat wacht,

En dan voort met vaste schreden Gaan wij weer door dag en nacht!

I. DIJKSTRA