'persoonlijke conceptie kunnen geven, otndat hij een vasten steun heeft^®).

Het is zelfs uitnemend denkbaar, dat een kunstenaar in een eultuur levende een vinnigvijandige, persoonlijke opvatting gericht tegen die eultuur kan uiten in zijne werken, die toch den stijl van het tijdperk behouden

Het eenige, wat wij mogen aannemen, is.

ledereen weet, dat het Engelsche woord „Punch” eene afkorting is van het Itaiiaansche Punchii>eiio. Het is iedereen echter niet bekend, dat het woord „Punchinello” ook in Holland meer dan vijf eeuw’en bewaard is gebleven en wel in het kinderrijmpje :

Ik zal U iets vertellen Van Hansie Poessineiie.

Vrij waarschijnlijk opende de oorspronkelijke vertooner van het poppenspel in Holland de voorstelling met een lyrisch-episch gedicht, (helaas, helaas, verdwenen bijna zonder spoor na te laten), waarvan het begin wel zal geluid hebben : Ik zal U iets vertellen van Hansje Punchinello. Of dit „Hansje” of „Hansie” nog verband houdt met het Itaiiaansche angiolo (engel) kan ik niet zeggen.

In het Viaamsch spreekt men nog steeds van het Poessinelie-spel en dep poessinelle-kelder.

De naam Jan Klaassen is van veel la teren oorsprong (begin XVlle eeuw).

®) Eigenaardig, dat Bernard Canter’s beste tooneelwerk een poppenkast is. Kenschetsend voor onzen tijd is het, dat hij, die, als wij allen, verlangt naar primitieve spontaneïteit in de kunst, gebruik heeft gemaakt van de données verstrekt in het eenige klassieke en primitieve tooneeispel van West-Europa : Het Punchinello-drama Of Bernard Ganter zich hiervan geheel bewust is, kan ik niet beoordeelen, doch dit doet niet ter zake. Van meer belang is : wie volgt met een primitief drama ?

®) Alweer typeerend voor onzen tijd is, dat wij thans zoo’n sterke opleving van het Piero en Arlecchino-drama beleven of wellicht juist achter den rug hebben. Nogmaals : helaas !

’’) Het zij mij vergund even te wijzen op de uitvoering van „Driekoningenavond” door de N. V. „Het Tooneei”. In de eerste plaats is de opvoering van dit stuk in dezen tijd niet meer te'rechtvaardigen. In vergelijking met de andere stukken van Shakespeare heeft het, behalve hier en daar de taal en de artistieke zegswijze (het lied van den „Clown” !) geen enkele verdienste. Zou geen van de Hoiiandsche gezelschappen den moed hebben eene opvoering te geven van „Much ado' about nothi.ig”. een

dat in de nieuwe era de dramaturg, de beeldende kunstenaar en wellicht ook de componist samen moeten werken, bezield door ééne gedachte. Daarom zou ik de kunstenaars van de nieuwe generatie, die den komenden tijd voorvoelt, willen opwekken om de mogelijkheid van eene zoodanige kunstuiting in nieuwe werken aan te toonen.

Amsterdam, 24-2-’lB. C. DE DOOD.

tooneelwerk, dat mijlen verheven is boven de „Twelfth Night" ? Of moeten wij in alles het buitenland naSpen ? tVat nu de aankleeding betreft van den „Driekoningenavond”. Is het au fond geen schande voor ons allen, dat in dezen tijd een beschaafd publiek, (men kan toch aannemen, dat wie naar Shakespeare gaat luisteren beschaafd is of wil zijn,) genoegen neemt met zoo’n klalergoud-décor ? Ik hoop, dat de tooneeldirecties eens zullen leeren, dat het ontwerpen van een décor, dat waarachtig artistieke waarde heeft, in handen moet gegeven worden van beeldende kunstenaars, die, in staat het drama te beoordeelen en zich erop te inspireeren, oen grootsche scène kunnen bouwen. Zelfs de meest oppervlakkige leek ziet, dat de tegenwoordige tooneeldécors gemaakt zijn : de boue en de crachat.

®) Daar zou ik mijn hoofd niet op durven geven !

®) Wij mogen den heer Royaarcls wel zeer dankbaar wezen, dat hij het hoeft aangedurfd „Doodendans” op het tooneei te brengen. Dit was een flinke daad, vooral omdat hij naar alle waarschijnlijkheid geweten heeft, dat het nooit een „kasstuk” zou worden.

i“) Een wonder-grootsche en tevens zeer eenvoudige scène is het kruis, waaraan de Christus zijn lijden beleeft. Het zou mij echter te ver voeren in den breede op deze symbolische scène in te gaan.

Ik bedoel thans meer speciaal het psychische drama, dat „overal” kan spelen en dus toestaat, dat de scène wordt gebouwd door een beeldend artist.

lk zeg hiermede natuurlijk niet, dat Van Suchtelen’s stuk veel moeite waard is. Integendeel. Ais datjhet psychische drama moet worden, laat ons dan in godsnaam maar blijven Sudermannen.

Het is mijne vaste overtuiging, dat een kunstenaar, die onzen tijd verstaat en geen cliché-dief wil blijven, bewusl-karaklerloos moet zijn.

ln Hoofdstuk V en XXll van „La Révolte des Anges” zegt Anatole France op zijne wijze over het persoonlijke karakter van kunstenaars, die in een zekere cultuur leven, eenige scintillante waarheden.

PRIJSVRAAG.

Gevraagd wordt een studie over de maatschappelijke positte van den kunstenaar (musicus, letterkundige, bouwmeester, schilder, beeldhouwer, sier- of toonkunstenaar) voorheen en thans.

Onder de maatschappelijke positie wordt verstaan zijn verhouding tot de overige leden der maatschappij, moreel en zakelijk. Hoe kwam hij aan zyn levensonderhoud? Wat deed hij om in zjjn sociale positie verbetering te brengen ?

Men geve ons een geschiedkundig overzicht zooals dat geschied is voor de beeldende kunstenaars, door Professor Der Kinderen in zyn Gidsartikel: „Langs den ouden weg in

nieuwe landen” en vuile dit aan met een heldere, nauwkeurige uiteenzitting van den tegenwoordigen toestand.

Vooral het onderzoek naar de vereenigingen van kunstenaars, die zich een maatschappelyk doel hebben gesteld, en naar de wijze waarop zy dit doel hebben nagestreefd en nog nastreven, dient zeer ten harte worden genomen.

Deze prijsvraag is uitgeschreven door Het Verbond vanl Kunstenaars. J

I Naar men ons bericht, -verstrekt de secretaris der Federatie, de heer Ferwerda te Renkum, aan belangstellenden gaarne inlichtingen. RED.