Theophilon

Sokratische dialoog over het schema van het getal, of hoe Sokrates de vraag over het schema van het getal behandeld zou hebben, indien deze vraag ooit bij hem was opgekomen.

door P. STERKMAN, Phil. Drs.

Sokr. O Theophilon, zoo juist zijt ge terug gekeerd uit Thebe, misschien kunt gij ons die inlichtingen geven, waar we allen zoo verlangend naar waren, maar waaraan niemand tot onzen spijt kon voldoen.

Theoph. Welke bedoelt ge, Sokrates?

Sokr. Ik bedoel over de gezondheid van onzen vriend Eutyphron. Of het waar is wat sommige menschen zeggen, dat hij bij de laatst gehouden spelen gewond is en nu aldaar verpleegd wordt? Of dat dit bericht, zooals zoo vaak placht te gebeuren van uit de lucht tot ons gevallen is?

Theoph. Volkomen waar, Sokrates. Uw vriend Eutyphron is gewond door het storten van een zijner paarden, naar men zegt. Maar dat hij nog verpleegd zou worden, is onjuist.

Sokr. Hoe weet ge dat, Theophilon?

Theoph. Omdat ik hem zelf gesproken heb bij de haven, genaamd ~Het Witte Hoofd", twee dagen, voor dat ik van Thebe naar hier af voer.

Sokr. Zie, Hippias, hoe de Goden ons vandaag welgezind zijn door juist dezen Theophilon op onzen weg te voeren, die niet alleen berichten kan geven over Eutyphron, maar zelfs dezen dapperen man gesproken heeft.

Hippias. Is hij weer geheel gezond, o Theophilon, en komt hij weer spoedig naar Athene?

Theoph. Niet geheel. Hippias, en niet zoo spoedig keert hij weer.

Sokr. Waarom niet, mijn beste. Gij gelijkt op den heelmeester, die met bittere dranken werkt.

Theoph. Hoe zoo, Sokrates?

Sokr. Omdat ge evenals een heelmeester, die ons van onze pijnen verlost, eerst onze angsten hebt weggenomen, maar nu opnieuw vrees toedient.

Theoph. Die ge in werkelijkheid niet behoeft te hebben, Sokrates. Zijn verwondingen leveren geen gevaar meer. Alleen zijn ze nog niet geheel hersteld.

Hippias. Zou hij mee kunnen rijden op de aanstaande feesten, ter eere van den Grooten Zeus? Of sprak hij daar niet van met U?

Theoph. Hij sprak daarover, o Hippias, en gij kunt gerust zijn. Hij rijdt daarbij mede, zoo zeker als twee maal twee vier is.

Sokr. Hoe weet ge dat, o goddelijke?

Theoph. Omdat hij het mij zelf zeide, Sokrates. Hij vertelde mij van een nieuwen wagen, dien hij voor die gelegenheid wilde koopen, en zelfs van een nieuw span paarden.

Sokr. Gij begrijpt me niet, Theophilon, ik bedoel, hoe ge kunt zeggen zeker te weten, dat twee keer twee vier is.