koeien, maar of het getal daardoor veranderde of ik het op koeien of op schapen toepaste, of op wat ge ook maar wil?

Theoph. Ik begrijp U volkomen, Sokrates. Natuurlijk blijft twee aan zichzelf gelijk, wat ge ook met twee wenscht uit te drukken.

Sokr. Zooals wit wit blijft, wat ge ook met wit wenscht uit te drukken? Bedoelt ge het zoo?

Theoph. Juist, Sokrates, zoo bedoel ik het.

Sokr. En wat voor twee geldt, geldt ook voor de vier en ook voor de zes? Twee blijft dus altijd twee en vier altijd vier, zooals wit altijd wit blijft en zwart altijd zwart?

Theoph. Juist, Sokrates.

Sokr. En twee helften? En vier kwarten?

Theoph. Hoe bedoelt ge, Sokrates?

Sokr. Ik bedoel zoo, goddelijke, of de twee in twee helften ook twee blijft of nu plotseling een wordt, en de vier in vier vierde deelen ook vier blijft of nu plotseling een wordt? Waarom antwoordt gij mij niet, Theophilon?

Theoph. Ook voor twee tweede blijft de twee gelijk twee, Sokrates, zooals de vier vier blijft voor vier vierden.

Sokr. Maar leerden wij vroeger niet van onze meesters, mijn beste, dat twee helften gelijk een was.

Theoph. Verkeerd leerden we het, Sokrates, als we het zoo leerden.

Sokr. Zie Hippias, ik geloof, dat de wijze Theophilon nog een grooter waaghals is dan onze gewonde Eutyphron. In één bocht van de renbaan, snijdt hij alle vroegere meesters den weg af door hun wagens om te rijden en beweert nu plotseling, dat ze ons vroeger allen verkeerd hebben geleerd. Maar vertel mij dit nog, Theophilon, want misschien snelt onze wagen nog een tweeden hoek om in deze zelfde vaart....

Theoph. Wat bedoelt gij, Sokrates?

Sokr. Ik bedoel dit. Leerden wij vroeger misschien ook ~dit” verkeerd, dat wanneer twee grootheden aan dezelfde grootheid gelijk zijn, dat ze ook een onderlinge gelijkheid vormen?

Theoph. Ik begrijp U niet, Sokrates.

Sokr. Toch is het niet moeilijk, wat ik bedoel. Stel, dat we èn de stad Sparta èn de stad Thebe eens in de hoogte wilden steken en van hen zeiden, dat ze beide evengroot waren als de stad Athene, zouden we dan niet tegelijk van Thebe en Sparta gezegd hebben, dat ze allebei even groot waren?

Theoph. Zeker, Sokrates.

Sokr. Dus hierin rennen we onze vroegere meesters niet voorbij, maar blijven schouder en schouder met hen op één hoogte.

Theoph. Zeker, Sokrates.

Sokr. Dus twee grootheden zijn gelijk als ze beide aan een derde gelijk zijn? Zeiden we dat niet, of zeiden we iets anders?