deren van de betekenis van het zich ontwikkelende wetenschappelik denken. Zonder twijfel is onder hen Ibsen degeen geweest, die de wetenschappelike denkbeelden het best kende en hun betekenis het grootst achtte. De boeken, waarin de nieuwe meningen werden, uitgesproken, hadden niet alleen zijn volle belangstelling, maar deze meningen beheersen in zekere zin de gedragingen van zijn helden, (Rosmersholm, Spoken, Brand), en de moeilike momenten, waarin zij zich als aanhangers daarvan bekennen tegenover niet-begrijpende, van hen vervreemde familieleden of oude vrienden, zijn meesterlik uitgewerkt tot begerenswaardige voorbeelden van die wijze van denken, die veel kan waarderen, wat anderen vreemd is; die een ruimer blik op het leven heeft, dan welke bepaald wordt door konventie, leugenachtige kleinzieligheid en sleur.

Ook de eerste uitkomsten van de voor de 19e eeuw zo kenmerkende teorie der afstamming en erfelikheid maakten een diepe indruk op de grote toneelschrijver. Stukken als Spoken, De Wilde Eend, Kleine Eyolf, worden geheel beheerst door het probleem der afhankelikheid van de mens van de vreernde en soms wrede wetten der erfelikheid.

Toch zou Ibsen niet die betekenis en invloed hebben gehad, die zijn naam en werk in de loop der jaren tot in alle delen der wereld uitoefende en nóg steeds voortgaat uit te oefenen, indien hij niet tevens getracht had eigen idealen van levenshouding en levensdaad in zijn werk in hoge perfeksie uit te beelden.

Voor de ontwikkeling van het toneelstuk is het van groot belang geweest, dat Ibsen de eerste was, die voorgoed de toepassing der oude hulpmiddelen van monoloog en ~ter-zijde’s” op het toneel als strijdig met de zeer realistiese en uitmuntend psychologiese uitbeelding zijner figuren vermeed. Maar bovenal was Ibsen de man, die in zijn stukken de mensheid liet zien al het verderfelike van de ~Mensch in seinem Wahn” van grootheid, macht en voornaamheid, ook in de ogen van anderen. Al blijft het waar, dat het voor de mens zeer moeilik is, zichzelf in de literatuur te ontdekken, niets is gemakkeliker, dan ~de ander” gekarakteriseerd te vinden in een boek of toneelstuk. En dit is iets, dit is het begin van het onbevredigd zijn met de bestaande toestanden. Om verder te komen moet de mens in zichzelf zoeken naar de krachten, die niet slechts het bestaande als ontoereikend doen beseffen, maar die tevens kunnen worden dienstig gemaakt tot de opbouw van nieuwe toestanden, die zij het ook tijdelik meer bevrediging schenken.

Ibsen’s eerste poging in deze richting (na een aantal stukken, welke aan de oude Noorse sagen zijn ontleend) was ~De komedie der Liefde", waarin hij toont, hoe de liefde tussen man en vrouw, die eens het leven met een heilig vur bezielde, zo spoedig vervalt tot een in gewoonte samen leven met vele, in hoofdzaak materialistiese beslommeringen van het burgerlike huisgezin. Falck, de jonge vrijheidsheld, die om zich heen al het kleine gedoe ziet van de gehuwden, die hij eens als strijders voor schoonheid. en geluk kende, hekelt hun gedragingen op een zeer scherpe wijze. Aan het einde van het stuk zegt Falck zijn geliefde vaarwel om het besef in zijn leveli te kunnen meedragen, dat hij het schoonste, wat hem het leven bood, niet tot iets lagers liet verworden.

Het Noorse volk, dat in de oplossing van het stuk een oppositie zag tegen