De Page. Gesloten?!

(Hij ijlt naar een andere deur, maar de gang intredend deinst hij terug).

Ook de gangen zijn bezet!?

Wat nu?

Nerone (duidt op den andere deur). Misschien dat ginds?!

(Zij kijken).

Ook daar een wacht!

Vincio (klagend). Ontkomen is onmogelijk!

Nerone (zich schikkend). Ja! Onmooglijk!

(De Page en Vincio geven blijk van hevige angst. Nerone heeft zich geschikt en wacht met Stoïcynsche kalmte, Renata, met verbeten woede).

Renata (fel spottend).

Het wordt een bruiloft waar de speelman weent,

d’Omfloerste trom een kittig liedje roffelt

En ’t hart verstijfd bij ’t weeld’rig banketteeren.

De bruidegom werd stram van ’t nachtgeluk.

Te driftig was zijn opgedrongen liefje.

Het houten lief, een glanzend nieuwe pijnbank.

Maar wat de bruid betreft, haar lach blijft klaar

Om ’t stulpend angstgezicht der feestgenooten.

Vincio. Je doet heel slecht een oud man te bespotten!

Heb ik niet altoos trouw den staat gediend?

Ik was de beste page reeds van Cosmo,

Zijn zoon Lorenzo hield heel veel van mij.

En Hertog Pierro nam mij in den Raad.

Toen hier de Fransche Koning op bezoek was

Heb ik ’t onthaal en ’t grootsch festijn geregeld

En ’t vond zijn weerga niet ooit in Florenzel

Waaraan verdien ik nu te moeten sterven

Als een ontrouwe knecht, een domme kerel ? !

Nerone (goedmoedig troostend).

Verdienst’? Of d’ijzeren hand van ’t Lot die houdt

Betwijfel ik. Zij dompelt ons in angst,

In dood en leed of heft ons op in vreugde.

Om ’t Doel dat door Het zelf niet wordt geweten.

(Op Renata duidend, met groote minachting).

Zij vreest niet, nee! Zij lonkt Athanatos!

Zoo kerkert schand’ zelfs Ares woeste zoonen.

De Page. En ik dan? Ik?!. . . . Moet ik op een schavot

Of aan den schandpaal staan, of pijnen lijden?