Voor iemand die zichzelf niet vrij mag spreken. . . .

God waakte niet over de Stad van God!

Een offer voor zijn troon, maar ’t vond geen zegen. . . .

Gelijk de rook van Kain’s offer nedersloeg

Zoo bleef er ons alleen ellende over.

Het was niet welgevallig aan den Heer. . . .

Misschien omdat het Hart vol hovaardij was. . . .

Domenico. Zwijg, jongen, zwijg! Je spreekt als een verworpene!

Sylvestro (steeds meer opgewonden).

Verworpen?!. . . . Wie de schuld, als ik dat ben?!

Domenico. Je durft den prior nog verwijten doen?

Wijl je kleing’loovigheid kracht mist te dragen? !

Wie heeft de vroomheid in Florenz hersteld.

Ten koste van zijn eer en rust, dan hij?

Trotseerde hij niet haat, vervolging, nijd.

Om ’s Heeren veste voor den Heer te winnen?

Als slangen zijn je Woorden, boos en zondig!

Sylvestro. Ik volgde slechts den weg die men mij aanwees.

Domenico. Hij heeft geen deel aan ons!

Sylvestro. Geef mij dan Kracht!. . . .

O! Prior. ... ik ben zoo bang! De dood is schrik’lijk. . . .

Ik zag daar door een spleet ginds. . . . het schavot. . . .

Ik ben nog jong en ik heb niets misdaan.

Ik zocht de wereld niet. Ons stille klooster

Daar woont mijn lust en zin. Straks. . . . naakt, in schande.

Loert heel de stad tot ik geworgd zal zijn. . . .

En dat is toch Uw schuld, ’k werd meegesleept. . . .

Ik weet het is een eer voor God te lijden.

Maar is dit wel uit God? Waar is zijn Stad?!

Domenico. Kom, Zend ons weg! Dit voegt maar nieuwe marteling Bij alles wat Uw hart reeds heeft verdragen!

Savonarola (ernstig, goedig).

Uw heftigheid smart mij niet minder, broeder.

Verwijt hem niet dat Zijn Geest raakt verdoold

In vragen die ook ons vertrouwen schokten.

Waarop Genade slechts het Antwoord bracht,

Zoodat Ons G’loof begrijpt het trage Weten

En ziet dezelfde Liefde, die hen bindt.