De dienstweigeraar

Hij had zijn vader weg zien gaan:

zijn zusjes huilden in zijn armen;

zijn moeder zweeg, want zonder erbarmen

wist zij het vaderland. Van toen af aan

waren haar oogen zonder gedachten.

Dit alles overdacht hij vastberaden

toen de geweren van zijn kameraden

op het bevel tot vuren wachtten.

Toen hoorde hij van duiven rappe vlucht

en keek naar ’t kleine vierkant grijze lucht:

de laatste groet van het verzinkend land.

En plotseling was ’t offer veel te zwaar.

Hij wilde zijn besluit herroepen, maar

het salvo viel. Hij sloeg voorover in het zand.

KOOS VAN DOORNE,