En dan komt de grootste verrassing.

„Meester, Nellie Post is ook jarig."

Alles kijkt naar Nellie Post. Ze zit op de achterste bank. Een armoedig kindje met piekerig geel haar en bange grijze oogen in een mager apensnoetje. Ze probeert onverschillig te doen, maar houdt het niet uit. Ze kijkt bang en verdrietig naar den nieuwen meester. Ben begrijpt. Het moet wel ellendig zijn een ander zoo rijk te zien, en zelf niets te hebben. Zij is ook jarig, maar ze kan er niet blij om zijn. Ben verwenscht de juffrouw en ziet tegelijkertijd het typische van de situatie. Hier vind ik nou in het ~échte leven het veel-gesmade thema terug van ouderwetsche Zondagsschool-boekjes: het leelijke arme kindje en het rijke mooie vriendinnetje. Hij belooft in zichzelf haar te helpen. Er gaat een fijne vreugde in hem op. Voor de tweede maal feliciteert hij dien morgen een kind. Hij strijkt Nellie over haar wang en laat haar met Mies een ansicht uitzoeken.

Maar ze is te zenuwachtig om een keus te kunnen doen. ~Om twaalf uur dan maar.”

Mies kiest nonchalant. ~ k Heb een album thuis met veel mooiere." Ze voelt zich onttroond. Dat dat gekke kind nou ook juist jarig is. Met twee van haar verknochtste satellieten gaat ze zitten praten, en houdt zich alsof ze niet merkt dat de meester lief tegen Nellie doet. En opééns vraagt ze luid: ~Nel, tracteer jij vanmiddag?"

Ben voelt de wreedheid in die vraag. Verwonderd kijkt hij naar Mies. Nel schudt heftig van neen, maar Ben zegt: ~Ja Mies, Nel tracteert vanmiddag".

Het kind kijkt verschrikt tot hem op, en schudt heftiger nog haar kopje. Ze begrijpt ook nog niets van hun mooi verbond.

Een paar jongens grinniken. ~Ze heeft niet eens wat gehad.”

zegt Nel. Ze probeert niet te huilen. Maar een der jongens zegt: ~d’r vader zuipt.”

„Ahhh.”

De .klas wordt stil. De jongen kleurt en lacht verlegen, en Nel begint te huilen. Het verdriet breekt zich heftig baan. Haar hoofd legt ze op haar arm en ze snikt luid en wanhopig door het drukkend-stille lokaal. Ben zegt niets. Hij loopt naar het bord, zet den jongen met twee kruisjes op het slechte lijstje, en laat de taalboekjes uitdeelen.

Nel huilt voortdurend, maar de heele klas doet of ze niets merkt.

Om half twaalf is t gym, en allen zijn blij als ’t zoo ver is.

~Nel blijft hier, en maakt het bord schoon.”

Als de kinderen weg zijn, gaat hij naast Nel op de bank zitten.

Beneden is gerommel. De zweef piept. Kinderstemmen gillen en veel voeten bonzen onder ’t harde loopen.

Door de stilte, die het wint van de geluiden beneden, snikt het kind.

„Hoor es Nel/*

Een vuile zakdoek wordt over roode oogen gewreven. Haar handje beeft. „De meester wil een afspraakje met je maken. Een geheim tusschen ons tweeen.

Twee grijze behuilde oogen kijken hem aan: verdriet, verwondering, verwachting en hulpeloosheid.

„Jij kunt er toch niets aan doen dat je arm bent. Dat was de meester