Mogelijkheden en moeilijkheden

ROLANT VARNO.

Wanneer we eens nu en dan met onze gedachten enkele jaren terug gaan, merken we dikwijls een meestal relatieven vooruitgang op, die ons in het dagelijksche leven niet is opgevallen of ons slechts uiterst gering en onbeteekenend voorkwam. Zoo vormen filmkunst en nationale filmindustrie twee begrippen, welke, toen ik me acht jaar geleden voor film en theater begon te interesseeren, zelfs nog geen begrippen waren. De associatie van film met kunst was nog een belachelijk iets, dat misschien alleen in Duitschland in enkele heete avantgardistenbreinen schemerde. En van onze nationale filmindustrie uit die dagen (~Bleeke Bet , ~Schellevisch-Mie ) is het beter maar te zwijgen

AVat kunnen we nu in 1931 constateeren? kunnen de beginnelingen, de zoekers en avantgardisten (pardon ~cineasten”, dat klinkt beter) thans als plus boeken?

Heel wat. Laten we eens zien hoe hel met onze Nederlandsche filmbeweging staat.

Wanner we de publiciteit als maatstaf voor de belangrijkheid aannemen, dan geeft het waarlijk veel te denken, dat het meest toonaangevende filmvakblad in Europa, de ~Filmkurier , bijna dagelijks berichten over de Nederlandsche filmliga brengt. Deze liga, voor enkele jaren door een handvol enthousiasten opgericht, doch door de meesten voor een soort revolutionaire da-da beweging gehouden, heeft zich vrijwel zonder geld, zonder officieele erkenning, zonder steun, alleen door idealisme en energie opgewerkt tot de belangrijkste ter wereld. (Om eventueel misverstand te voorkomen, zij hier vermeld, dat schrijver dezes geen lid van genoemde liga is, geen harer leden kent, noch op eenigerlei wijze profijt trekt uit reclame, maar zich wat niet te verwonderen is als men drie jaren middenin de filmindustrie gezeten heeft hevig interesseert voor menschen, die den film geestelijk vooruit trachten te brengen).

Het aanzien dezer liga dus is in het buitenland wel zeer groot te noemen. Hoe dit in Holland zelf is, weet ik niet, maar ik kan dat zoowat op mijn vingers natellen

Wat zijn nu de belangrijkste factoren, welke beslissend zijn voor een nationale filmindustrie?

Ten eerste de pecuniaire mogelijkheden (binnenland, buitenland), en ten tweede het materiaal (atelier, artisten enz.)

Natuurlijk geeft voor het rendeeren van een film het afzetgebied den doorslag Wat dit betreft bestrijkt Holland met Vlaanderen, Zuid-Afrika en Ned. Indie een afzetgebied van circa 1 5 millioen, een aantal dat voldoende gebleken is voor films die geen al te groote onkosten vereischen. tSuitenlandsche concurentie vormt hierbij aan den eenen kant een factor van ondergeschikt belang (hoewel toch niet op te heffen), aan den anderen kant is het daarentegen van zeer groote beteekenis dat het buitenland er hoogstwaarschijnlijk met aan denken zal een geregelde Nederlandsche productie op touw te zetten. We kunnen dus concludeeren dat de kansen

Vlll