In „De Afstand” keert deze melancholie des harten terug in vele verzen, maar zuiverder en beheerschter; van zijn bitterheid ontdaan. ~Hero en Leander” ~De Moeder” ~Visioen” ~Herfst”, in alle wordt afstand gedaan, zonder verwijt. ~Mijlpalen”, het introductie-vers van dezen bundel, is in zijn eenvoud en doorleefde vrede misschien wel het beste als staal te nemen voor de zielsgesteldheid die heel den bundel relief geeft.

„MIJLPALEN”.

O jaren, die mijn lied steeds enger gingt omsluiten

opdat het uit zijn bron te klaarder op zou spuiten

en zwijgend een voor een voor mijn ontroering staat

die in uw deelen nog verrukt verloren gaat.

gij, wier gemengde glans het licht is van mijn leven

dat uit mijzelven welt, maar gij mij slechts kunt geven —

ik duld uw nauwer druk om mijn vervloeid bestaan

om, tot den kern ontleefd, aan tijd en grens te ontgaan.

Tegenover deze zware bevestiging van de eigen innerlijke observatie stellen we dan verzen zooals ~Aquarel” ~Liedje” en ~Maria”, waarvan vooral het laatste de ontstellende verbittering om het verlies eleveert tot een actieve resignatie, in een vorm die wel absoluut contrasteert met den bij deze verzen gebruikelijken.

„MARIA”.

Toen men Hem afgenomen had

en neergebracht op haren schoot

zag zij naar ’t Kruis, dat zwart en groot,

den versten einder hield omvat.

Dan vond haar hand het kille leed.

Zij was met haren doode alleen.

Adem en hartklop waren heen.

Het leven werd een leege kreet.

Doch toen het witte lichaam licht

ontheven werd aan haren schoot,

verzonk het schrikb’re van den dood

voor haar verbitterd aangezicht.

Een blanke vaart in wereld’s nacht

gaf deze diepbedroefde vrouw

het antwoord van haar hoogen rouw:

De stilte zong. Zij had volbracht.

Het lijkt mij toe dat deze dichteres nog niet aan het eind van haar poëtische loopbaan gekomen is met dezen bundel. Althans het laatste vers eruit: ~Voorbereiding is in dubbelen zin een belofte. Voor de beheerscht-