toenmalige Zanglust te Delft meermalen uitgevoerd met pianobegeleiding. Het is de slot-scene uit Goethe s Meister. De opera Mignon, dit begrijpe men, is een in vele opzichten jammerlijke omknoeiïng van dit werk. Bij Goethe sterft de jeugdige Mignon. De slot-scène stelt den tempel voor, waarin het lijk door vier speelnooten wordt binnengedragen. Onder dit binnendragen hoort men een koor van geesten, dat zingende vraagt:

~Wen bringt ihr uns zur stillen Gesellschaft?”

(Dan antwoorden de knapen):

~Einen müden Gespielen bringen wir euch.

Lasst sie unter euch ruh’n, bis das Jauchzen

Himmlischer Geschöpfe sie dereinst wieder aufweckt.”

Zoo gaat de samenspraak voort, tot eindelijk het geestenkoor in een prachtigen samenzang de speelnooten opwekt, om in het leven terug te keeren, om in het doen van al wat goed is, het hoogste geluk en den krans der Onsterfelijkheid te winnen.

Aan Beethoven hebben wij de Ouverture Egmond te danken en de beide mooie „Klarchenlieder”:

~Die Trommel gerühret, das Pfeifchen gespielt!” en

„Freudvoll und leidvoll, gedankenvoll sein,

~Hangen und Bangen im schwebender Pein,

~Himmelhoch jauchzen, zum Tode betrübt,

~Selig allein ist die Seele die liebt.”

Nog kunnen wij tot slot herinneren aan de Mignon-liederen van Beethoven, Schubert en Schumann, ook aan het mooie lied ~Erlkönig” van den ballade-dichter Löwe, om van andere liederen van Goethe en andere componisten niet te spreken.

Zoo kunnen wij moeilijk anders dan constateeren, dat Goethe wel degelijk een grooten invloed op de ontwikkeling der muziek heeft uitgeoefend.

W. V. T