In het einde der 16e eeuw komt dan weer een reactie uit Spanje. Hier schijnt mèt de machtspositie van het Spaansche rijk, ook zijn mode alles te beheerschen, een ware belichaming van de onverbiddelijke strengheid der etiquette ten hove. Meer als huls dan als inhulling zijn deze gewaden stijf en strak. Naast de klokvormige dame stsiat de man met het stijf opgevulde ballonbroekje, met het onbewegelijke hoofd boven een nauw aansluitend, strak geplooid kraagje. Het is een tijd, waarin bij galakleeding het costuum letterlijk stijf stond van goud en juweelen, getuige de bekende anecdote van de Duitsche gravin, die in de kerk niet kon knielen, en van het arme Fransche prinsesje, dat bij >|| haar huwelijk de kerk binnengedragen moest worden, daar ze niet in staat was zich voort te bewegen onder den last van haar kleed . . . Daarbij vinden we nog aan het Spaansche hof als uiting van die grootste geblaseerdheid, het afschaffen van alle kleurigheid. Zwart blijft de eenig toegelaten tint.

Het is merkwaardig hoe in verschillende landen op dit schema werd gereageerd en hoe eraan gewijzigd werd. In Duitschland verraadt zich nog steeds het voortleven van een Gotische traditie, in Frankrijk wordt het Spaansche kleed omgezet tot een vorm vol verfijnde elegance. In Nederland (het is net de beginperiode van den tachtig jarigen oorlog) zien we de Spaansche en de Fransche vorm naast elkaar. Tenslotte wordt deze laatste voller, ronder, leder onderdeel krijgt een aparte kleur: lijf, mouwen, rok, kraag, en zoo ontstaan die merkwaardig marionetachtige figuren met door de kraag hooggedrongen schouders, met de als los aangezette armen en den nog altijd rijken omtreklijn.

De 1 7e eeuw geeft dan een merkwaardige ontwikkeling te zien. Het is de eeuw van het barok, de tijd, waarin ornament en architectuur zich ontwikkelen van veelheid tot eenheid. De brokkelige veelheid van het ornament wordt vervangen door enkele, alles samenvattende kurven. Na den rijkdom aan details der oudere architectuurvormen (men denke aan den gevel van de Haarlemsche vleeschhal, gebouwd 1602—1063), komt de neiging tot het scheppen van imposante gebouwen, architectonisch als massale eenheid behandeld (het Mauritshuis, 1633—1634; het Amster-