PARIJSCHE KUNSTBESCHOUWINGEN

I. PABLO PICASSO

leder voorjaar biedt Parijs zijn inwoners en het vreemdelingenpubliek eenige belangrijke tentoonstellingen op schilderkunstig gebied, hetzij van levende of van gestorven meesters. Het vorig jaar werden we op een belangwekkende tentoonstelling van Henri Matisse vergast, die een mooien, ruiinen kijk op het veelomvattend werk van den grooten, levenden schilder gaf. Dit jaar viel de eer te beurt aan een ander groot meester, n.l. den Franschen Spanjaard Picasso. De Kunsthandel Georges Petit stelde zijn ruime zalen disponibel, die dan ook volkomen in beslag werden genomen door het uitgebreid oeuvre van dit bewegelijk talent.

Wat al dadelijk opviel bij het binnentreden, was de enorme verscheidenheid van dit werk, die nooit in herhalingen verviel, een ontloopen aan zichzelf, een variatie op iedere vondst! Vanzelfsprekend is Picasso daarom een dankbaar onderwerp voor kunstbeschouwers en schriftgeleerden; psychisch valt er wel een en ander vast te stellen in verband met tijdsomstandigheden mode en aanleg. Hij is van een daemonische soepelheid, die zich telkens met gemak in een ander pakje steekt, een richting-aangever, die telkens van richting verandert, die het publiek goed bezig en de aandacht op zich gevestigd houdt met zijn wisselende invallen. Als eerste onder de eersten (zoo staat hij althans te Parijs te boek) paart hij naast veel waarachtig talent ook veel buitensporige kunstenmakerij. Als men van den stelregel uitgaat, dat ten slotte het publiek den kunstenaar maakt (nooit was ik ’t hier mee eens in dit verband; mogelijk alleen waar het eer een oppervlakkige roem betreft) dan zou men kunnen gelooven dat Picasso steeds nieuwe uitdrukkingsmiddelen gebruikt, steeds nieuwe kunstgrepen deed en proeven nam in het laboratorium van zijn uiterst begaafde brein, om dit publiek te blijven boeien. De man woont nu eenmaal in Parijs met zijn vele eischen en wisselende stemmingen en heeft daarbij het twijfelachtig voordeel in een, zij ’t dan ook belangrijken, zéér onstabielen tijd te leven, die helaas meer waarde hecht aan opzienbarende verrassingen en emoties dan aan verborgen, diepere waarden en pandeweg den rechten kijk op ware kunst totaal verloor. Zich nu te handhaven op deze kennis valt niet mee, en zoo grijpt hij, mèt enkele andere góden (waarvan ik den naam hier niet zal noemen) wel eens naar minder deugdelijk hulpmateriaal, dat ver beneden zijn hoog artistiek niveau staat.

Als men Picasso s oudste werk ziet (het hing hier chronologisch goed gerangschikt) vallen twee eigenschappen op, n.l. zijn voornaamheid (bpanje?) en zijn groote persoonlijkheid. In dit verband noem ik speciaal de portretten en de figuurstukken, die me alle bijna zonder uitzondering bijbleven, zoo sterk spraken deze doeken aan qua kleur, distinctie en originaliteit. Bekend genoeg is zijn portret van de dame met shawl