TWEE EEUWEN ENGELSCHE KUNST

IN HET STEDELIJK MUSEUM TE AMSTERDAM

De tentoonstelling in het Stedelijk Museum geeft een goed beeld van de Engelsche Kunst van de eerste helft van de 18e eeuw tot nu toe. Daarom is deze tentoonstelling ook zoo belangrijk, omdat wij, terwijl wij in onze Hollandsche Musea slechts sporadisch een Engelsch schilderij aan treffen, hier een duidelijk overzicht van de ontwikkeling van de Engelsche schilderschool kunnen krijgen. Bij den eersten indruk zal men misschien wat gedesillusioneerd zijn, maar bij een nauwkeuriger beschouwing, een zich verdiepen in deze schilderkunst en in de Engelsche geest en mentaliteit, zal men ongetwijfeld inzien hoeveel moois bij elkaar gebracht is: weinig middelmatigs, doch anderzijds ook maar weinig ~toppunten , die boven al het andere uitsteken. Het vlotte schilderen, men zou haast zeggen: zoo zonder eenige moeite, en vooral de technische vaardigheid, zoo eigen aan de Engelsche kunst in het algemeen, —— men denke slechts aan een prachtig bewerkte Chippendaie stoel of aan een Engelsche prent valt ook hier op. Over het algemeen echter mis ik in de Engelsche schilderkunst de ~kleur”, die juist de charme van de Hollandsche is.

Ongetwijfeld zal men zich wel eens afgevraagd hebben, heeft Engeland vóór de 18e eeuw eigenlijk iets aan schilderkunst opgeleverd? In het kort volge hier een overzicht, waaruit blijkt, dat het ~portret”, dat gedurende de geheele 18e eeuw de eerste plaats inneemt, reeds eerder op een hoog peil stond al behoorden de buitenlanders tot de beste schilders.

Tot de oudste voorbeelden van schilderkunst behoort ongetwijfeld het miniatuur, dat kan wedijveren met de beste specimina op het vasteland; genoemd zij slechts de psalter van St. Albans (1119—1140). Van 13e of 14e eeuwsche muurschilderingen zijn daarnaast o.a. nog sporen in de Cathedraal van Durham en in die van Westminster te Londen. De 16e eeuw wordt door de figuur van Holbein (1497—1543) beheerscht, die van grooten invloed op de Engelsche schilderkunst geweest is. Bekend zijn zijn portretten van Hendrik Vlll (1509—1547), diens verschillende vrouwen, ministers en hoogwaardigheidsbekleeders. Ook als miniaturist is hij van invloed geweest, o.a. op den ten tijde van Koningin Elisabeth levenden Nic. Hilliard en de beide Oliver s, die waardige volgelingen van zijn traditie zijn.

Ook verschillende andere buitenlandsche schilders, meestal Hollanders en Vlamingen en niet altijd meesters van den eersten rang, hebben voor of korteren tijd in ELngeland gewerkt. Voor het tweede bezoek in 1632 van Anthonie van Dyck (1599—1641), was Cornelis Janssen van Geulen (1593—1664) de schilder bij uitnemendheid geweest. Van Dyck, de verfijnde portretschilder, was volkomen op zijn plaats aan het prachtlievende hof van Karei I, dien hij evenals de geheele hofhouding, vereeuwigd heeft. De portretten, vooral uit zijn laatste periode worden echter dikwijls maakwerk; de gezichten krijgen alle een zelfde uitdruk-