drukte lijnen werd ingestempeld. Na het bakken vulde men deze lijnen nu met donkerpaars gekleurd vet en kon dan de vakken tusschen deze lijnen met gekleurd glazuur opvullen. Het vet verhinderde dan telkens het overloopen daarvan naar de vakken rondom. Tijdens het bakken voor de tweede keer verdween het vet en bleven tusschen de kleurvlakken donkere, droge, koordachtige lijnen bestaan, waaraan de techniek wellicht haar naam „cuerda seca" (droog koord) te danken heeft.

Doch ook deze wijze van bewerking bleek op den duur wat omslachtig en nu begon men in den loop van de 16de eeuw naar een nog eenvoudiger procédé om te zien en kwam op het denkbeeld om de tegels te bewerken met matrijzen, waarin het ornament in relief was aangebracht. Op het tegeloppervlak verscheen het decor dus eenigszins ingediept, met opstaande randjes als contour en als lijnen der binnenteekening. Het was nu niet moeilijk het gekleurde glazuur binnen de omgrenzing van bepaalde velden te houden. Het effect werd dus gelijk aan dat van de tegels met ingediept relief, die sedert de oorlogsjaren door de Porceleyne Fles in den handel zijn gebracht, en waarvan vooral de wapentegels groote bekendheid verkregen hebben. Geometrisch ornament, geheel in den geest van de oude Moorsche versieringen, werd voor deze nieuwe techniek („cuenca") evenzeer verkozen als vrijere Renaissancemotieven. Wat altijd blééf was die dichtheid van vulling, waarvoor de Moeren steeds zulk een groote voorliefde hebben gehad, en die ook lang na het einde van hun heerschappij, nog tot in den baroktijd het speciale karakter der Spaansche decoratieve kunst bleef bepalen.

lets anders speelde zich intusschen in Italië af. Daar was men al sedert de 15de eeuw begonnen vloertegels te maken van majolica (faïence), d.i. klei, bedekt met ondoorzichtig wit tinglazuur, waarop het decor geschilderd wordt. Allerlei motieven werden voor deze beschildering gekozen: ornament, menschenkoppen, dieren enz. Hollende dieren, decoratief ingevat binnen ronde omlijsting, waardoor het decor een zekere vaste gebondenheid en regelmaat krijgt, vindt men hier afgebeeld. Oranje, geel, groen, blauw en soms bruin zijn de kleuren, waartoe men zich beperkte. Wat wonder dat het denkbeeld om tegels te beschilderen in Spanje met vreugde werd begroet en overgenomen? Wat wonder ook, dat men daar thans beschilderde wandtegels ging maken, waar deze elders uitsluitend op vloeren werden toegepast? Wij kennen zelfs den naam van den kunstenaar, die hier de groote impuls gegeven heeft: Francesco Niculoso uit Pisa, die kort na 1500 naar Spanje is overgestoken en te Sevilla een fabriek stichtte, van waaruit weldra heel Spanje van beschilderde tegels werd voorzien. Ornament en figuur werden gelijkelijk geleverd. Van hem dateeren