BRUGSCH PANEEL

Opgedragen aan MARINO MORETTI, den

schrijver van „La Casa del Santo Sangue”

I—l et hoofd gestopen, de blik gefloersd, de neuze door een leed verscherpt, de kinne gevat in een band van den witten keeldoek, het haar geheel weggedekt door de witte, streng-gevouwen hoofdmutse, de boezem langzaam hijgend als in bezinning, de rug lichtelijk rondgedeukt als onder eenen last, zoo stond leffrouwe Godelieve van de Ghesquiere in het steegje van het Brugsch Bagijnhof, dat in den volksmond dichterlijk „het steertje" wordt genoemd, welke benaminge bij de volksgenooten aldaar slechts wekt een dichterlijke voorstelling, als ware het Hof een sierlijke katte en het straatje een parmantig steertje, waaraan men het princelijke evenzeer kan vaststellen, als aan het kopken van de katte.

leffrouwe van de Ghesquiere woonde in een der huizekens van 't steertje en had eene rijzige, rilde gestalte, hetgeen der straatjeugd dikwijls verleidde haar oneerbiedig onder malkaar „de stopnaald" te noemen, feit, aan de adellijke begijn gelukkig onbekend. leffrouwe Godelieve was gedoopt naar de West-Vlaamsche Heilige Godelieve van Ghistel en stond in het Hof hoog aangeschreven, ofschoon zij maar ten halve begijn was.

Haar leven was verweven met het bestaan van eenen prachtigen hazewind, haar gelaten door een Lady Surrey Hamilton, die, jaren geleden, de oude kunststad had bezocht en er een vol jaar vertoefd om alles grondig te kunnen bezichtigen.

De Groot-luffrouw van het Begijnhof had een uitzonderlijk verlof verleend, dat Barzoj mocht blijven, daar het geheele Hof van groote dankbaarheid voor het slanke dier was vervuld.

Barzoj was afkomstig uit de Russische steppe en door Lady Surrey Hamilton voor veel geld in Sint Petersburg gekocht, op een van haar vele kunstreizen. Het nobele beest had een langen, smallen, drogen kop, kleine, dunne ooren, terwijl elkendeen verrukt was van het zijdeachtige, glanzend-zachte haar, bij den hals lichtelijk gekruld. Barzoj's staart geleek mooie franje. De kleur van het dier was wit, op één uitzondering na bij de zeer diepe, smalle borst, een zilvervale vlek.

Een hovenier van de nabijgelegen Wijngaardplaatse verzorgde het beest van eten en wanneer mis of lof klepte, trok leffrouwe Godelieve van de Ghesquiere onder de hooge olmen van het Hof naar de kerkepoorte, waarbij Barzoj haar vergezelde, trouw zoo-