BOEKBESPREKING

„YggdrasM” of Wereldbouw. Een Germaansche Cosmogonie door AUGUST HEYTING. Deel 111 Ultg. „Trifos”, Den Haag.

I J e lof, van vele zijden (o.m. in De Delver van April '37 en Maart '3B) aan het eerste en het tweede deel gebracht, komt onverminderd ook toe aan dit derde, waarmede het reusachtige werk van blijvende waarde is voltooid. De heer Heyting is, met niet geringe verbeeldingskracht, verknocht aan het grootsche en heroïsche. Men zie bijv. de zeer geslaagde, aan den stormgod Hakkelberend gewijde blz. 60, en menig ander tooneel, als het bliksemend en donderend woeden van Rasarek, het rennen van Freir op Freifax, zijn duinhoog goudros, het aanstormen van Gerda op Surtur en van de Walkyren tegen de reuzen:

scherend

Als een vlucht van schitter-witte Vogels, vlak langs effen water-

Spiegel, vlugger dan de vlugste

Pijl, voorop haar koninginne.. . .

Ragnarök, de strijd waarin góden-, reuzen- en menschenwereld onder gaan, ook m..i. het boeiendste in heel de Noordsche mythologie, wekt bovenal zijn geestdrift;

Het is niet slechts één enkele veldslag,

Neen, het zijn twintigduizend slagen.

Egg-ter. ...

Speelt verheugd en onverschrokken

Op zijn harp een bruisend krijgslied.

als een krijger

Kraait doordringend schel een purper-

Rode haan, door Gullinkambdi,

Den sneeuwwitten heidenwekker

Van Walhalla, koen beantwoord.

Ook zijn grotesk-demonische figuren zijn opmerkelijk

Het ijzerwoud, waar de jarwidiën.

Toveressen, samenkomen

En geheime raadslag plegen

Met haar waauwelende wafels.

Met haar krijsen, met haar blaffen.

Met haar ratelzwatelstemmen. . . .

Het getuigt voor zijn onvermomde persoonlijkheid dat, al moge het gehalte der verzen uiteenloopen, men hem in elke bladzijde, zelfs in iederen regel, herkent, ook waar hij streeft naar