sfeer opriepen die voor het bevredigen van religieuse gevoelens aanwezig moest zijn.

Deze gedachten zijn reeds door de bouwmeesters der in het begin van het Christendom opgerichte bouwwerken gevolgd. Bij den bouw van de in 532 gestichte Hagia Sophia, b.v., werd, in afwijking van de bouwwijze der Egyptische en Grieksche tempels en overeenkomstig Ironische en Armenische gedachten, een beteekenisvolle ruimte verlangd, waarin een groot aantal geloovigen kon samenkomen om in de nabijheid van het heiligdom God te eeren. Was vóór dien tijd de staatskerk nog van allen werkelijken geestelijken inhoud verstoken, na de in 553 gehouden 5e ökumenische synode van Constantinopel, kwam door de vier omstreeks 500 ontstane anoniem uitgegeven Neo-platonische mystieke geschriften van DIONYSIUS AREOPAGITA de volle nieuwplatonische idee tot ontwikkeling, welke in de Middeleeuwen door de nadere kennismaking met ARISTOTELES tot verdere verspreiding zou komen en die de idee en den vorm van de kerkruimte zou bepalen en tot haar mystieke beteekenis leiden.

In tegenstelling met de Helleensche bouwwijze, welke in stapelen en rust een passiviteit uitdrukt waarbij dogmatische architectonische principes, omtrent schaal en verhouding, gevolgd werden, waarbij de cello en de tempelruimte uitsluitend voor ingewijden toegankelijk waren, ontstond overeenkomstig het activisme dat in de moeizame ontwikkeling van het verpolitiekte Christendom tot uitdrukking kwam, een bouwwijze, als van de Byzontijnsche koepelkerk, de basiliek en later sterker in de Gothische kathedraal, waarbij dramatische spanning en lijdend, moeizaam verkregen evenwicht, door sterk individualistische behandeling, op de schaal der menschelijke figuur, ruimten ontstonden, waarbinnen overeenkomstig de beweging van een actieve ziel het opstijgend gebed der geloovigen met de nederdaling van God een harmonische extase zouden opwekken.

Onwezenlijk welft bij de overkoepelde kruiskerk de koepel zicli boven de viering, olies omvottend wot zich dooronder bevindt en een ruimte vormend waarin priesters en geloovigen te samen den eeredienst uitoefenden, omgrensd door verre wanden, steunend op pijlers en muurvlakken, welke door in mozaïek afgebeelde voorstellingen een vrijwel onmaterieele omsluiting opleverden, waarbij slechts de ruimte zelve belangrijk is en waarbij aan de uiterlijke verschijning van het kerkgebouw vrijwel geen aandacht wordt besteed.

HET WEZEN DER GOTHISCHE BOUWKUNST

De Gothische bouwkunst, welke de bouwmeesters, wier werken wij willen naspeuren, tot ontwikkeling hebben gebracht, is