Nederland bezit helaas geen onuitputtelijken codex van oude nationale klaviermuziek zooals de Engelschen hebben in het Fitzwilliam Virginal Book en er zou dus des te meer reden zijn om dit unieke handschrift uit een tijd, waaruit ons zoo uiterst weinig Nederlandsche muziek bekend is, als een kostbaar nationaal bezit in hooge eere te houden. Maar niets daarvanl Het boekje ligt ergens vergeten in een archiefkast en geen tien menschen in ons land weten iets van zijn bestaan af. De eenige, die er zich indertijd over heeft ontfermd, was Julius Röntgen, die trouwens meer dan de meeste Hollanders van zijn generatie voor de herleving van de oude Nederlandsche toonkunst heeft geijverd. Hij heeft een bloemlezing uit het bundeltje gepubliceerd, weliswaar in een ietwat vrije bewerking voor piano. Een exemplaar van deze uitgave trof ik ook aan in de bibliotheek der Vereeniging. Want door het magnifieke fragment bij Scheurleer was mijn nieuwsgierigheid gewekt en daar het bezit der Ver. toenmaals nog in de Univ. bibl. te Amsterdam berustte, maakte ik van de gelegenheid gebruik, het handschrift te copieeren.

Sindsdien loop ik met het plan rond, er een uitvoerige beschrijving van te publiceeren, maar er is niets van gekomen en thans is het kostbare werkje niet meer onder mijn dadelijk bereik. Inderdaad geeft dit uitmuntend bewaard gebleven boekje aanleiding tot tal van vragen en opmerkingen. Waar blijft nu de jonge Nederlandsche musicoloog, beschikkend over voldoende ambitie en vrijen tijd, die in kerkregisters en archieven te Arnhem en Deventer eens een onderzoek instelt naar leven en werk van Georg Berff en vooral naar een zoo belangrijk meester als Gisbertus Steenwick (familie wellicht van de vele schilderende Steenwycks uit dien tijd?), die ongetwijfeld veel meer heeft geschreven dan in dit handschrift is opgenomen? (want werk van een debutant is dit allerminst). Welk een prachtig onderwerp voor een dissertatie, eens in finesses de verwantschap na te gaan van deze Nederlandsche huismuziek uit den tijd van De Ruyter en Jan Steen met de clavecimbel- en clavichordwerken van Duitsche en Fransche tijdgenooten en voorgangers (Chambonnières o.a. en Samuel Scheidt) en licht trachten te verspreiden over de herkomst van eenige anonieme stukjes in de verzameling. Wie was Anna Maria van Eijl, de muzikale jonge dame, aan wie wij dit eenige Nederlandsche pendant danken van de talrijke soortgelijke Duitsche verzamelingen, zooals het „Klavierbuch der Regina Clara im Hoff" (pl.m. 1620), waaruit Willi Apel in 1934 enkele charmante stukjes heeft uitgegeven? Is het geen schande, dat een verdienstelijk musicus als Harent Brachthuysen, wiens nobele Sarabande de Duitsche componist Walter Niemann indertijd al zoo bewonderde, dat hij er een reeks variaties op schreef, in den