Exiibris, Houtgravure

RAM G. RUETER

door het dagelijks bestuur van onze Vereniging.

Wat nu de grafici (evenals trouwens alle leden van de resp. vakgroepen) aangaat, deze kunnen in hun verenigingsleven, hetwelk ongeveer synoniem mag heten met een artistieke verbondenheid, op vrijwel dezelfde wijze optreden als voorheen; als leden van de organisatie zijn zij onmiddellijk in het algemene verband opgenomen en genieten de rechten en de bescherming, die aan alle leden gelijkelijk ten deel vallen ten aanzien van hun positie in maatschappelijke en culturele zin. Hun wensen en wat dies meer zij kunnen zij te allen tijde via hun vakgroep-bestuur onder de aandacht van het Hoofdbestuur brengen.

Om uit te weiden over het omvangrijke programma, waaraan nog steeds wordt gewerkt en dat met de dag vaster en wij mogen zeggen, verheugender vorm aanneemt, ontbreekt ons hier de plaatsruimte. Slechts dit nog: als men bedenkt, dat publiekrechtelijke bevoegdheid aan de N.O.K. in het vooruitzicht is gesteld, moet men begrijpen, hoezeer en afdoende de positie van den kunstenaar, den graficus mee-inbegrepen, door deelneming aan en optreden van deze organisatie moet en zal verbeteren.

Hiermede is, dunkt ons, de voornaamste en diepst ingrijpende gebeurtenis van het jaar 1940 voor de grafische kunstenaars.