Middelen om kunstmatig een verhooging van helderheid of gevoeligheid te bereiken zijn maar al te bekend. Thomas de Quincey heeft de kwade risico's van heulsap geloopen en wat daarvan kwam, beschreven in zijn befaamde boek „Confessions of an English opium-eater". Baudelaire rookte hashisj. Ook bij minder kwaadaardige narcotica hebben sommige kunstenaars hun heil gezocht, al kwamen ook zij dan toch nog bij den duivel te biecht, zooals Balzac, die zich te buiten ging aan sterke koffie.

Gelukkig zijn er betere, want natuurlijke oorzaken, die den geest kunnen opstuwen naar het schoone. Wij allen weten wat de Liefde vermag. Zij kan winkelbedienden en fietskampioenen tot dwepende droomers maken. „Cherchez la femme" zeggen de Franschen aldra, wanneer iemand iets verwonderlijks heeft gedaan. Mariana Alcoforado, de Portugeesche non, van wien men anders wel nooit zou hebben gehoord, heeft de wereld verrukt en ontzet door vijf brieven aan haar trouweloozen minnaar. Van oudsher hebben minnedichten tot het schoonste der lyriek behoord.

Ook strijdzangen getuigen vaak van sterke bezieling. Bekend is hoe het felle gevecht schuwe boekenwurmen, tot hun eigen verbazing, helden in den slag deed worden.

En bovenal is er de eigen levensdroom, in prille jeugd heilig en onaanrandbaar ontloken en nimmer geheel verloren, dien wel ieder, als hij maar kon, zou willen verwerkelijken in woord, of zang, of beeld, of bouwwerk.

Dichters, redenaars, componisten verzekeren ons, zelf niet te weten hoe zij aan sommige woorden, versregels, themata, satzen, en dan veelal van hun allerbeste, waren gekomen. Zij hadden er niet, of nauwelijks, bij gedacht en er in het geheel geen moeite mee gehad. Het was hun, meenden zij zelf, a.h.w. ingegeven, het had hen doorflitst. Juist dat plotselinge, onverwachte, was het wonderbaarlijke. Zooals echter in een oververzadigde vloeistof, bijv. door een lichte aanraking, opeens kristallisatie kan ontstaan, zóó kan ook in den mensch op ongedacht oogenblik iets kristalliseeren dat langen tijd opgelost, onvast, latent i n hem was, of wel na een langzaam, verborgen kiemingsproces door de eene of andere werking (al dan niet van buiten af) plotseling uitbreken als een roos uit den knop. Er is geen kunstenaar of al zijn werk wil iets hiervan uiten. Want alle kunst is openbaring.

Lang geleden heb ik de geysers in het Yellowstone park gezien. Met tusschenpoozen komen daar waterzuilen uit den grond opschieten, veertig, vijftig, tachtig meter hoog, dan zich uitspreiden in prachtig iriseerenden damp. Het terugvallende water drenkt de aarde rondom. Men heeft vastgesteld dat de werking van verschillende geysers onderlinge gemeenschap heeft uit, of via, ondergrondsche voeding. Zóó is het ook met het diepe leven van men-