Herman Mees in den Rotterdamschen Kunstkrin^f

Portretten van het Rotterdamsch patriciaat en van anderen. Degelijk en soliede vakwerk, geen verrassingen, geen experimenten. Vermoedeiijk altijd goed gelijkend, zoo in het genre van „tot volle tevredenheid van den opdrachtgever”, waarvan men de belangrijkheid overigens niet onderschatte. Evenmin als van de ervoor vereischte kunde. Geen vleiend schilder maar wel een, die vindt, dat het leelijke wel verdoezeld mag worden. Frissche en spontane kinderportretten. Tusschen veel statie opeens een boeiend menschkundig portretje: dat van H. Nijgh o.a. en een eigen portret. Eenige voortreffelijke teekeningen zooals die van den bewonderden meester Willem van Konijnenburg en van dr E. Reeser.

Sterk Schröder, hij Kunstzaal Plaats en hij Van Hasselt

Portretten. Elegante portretten, sierlijke vrouwen, serieuze mannen, bekoorlijke kinderen. Zoo niet te gelooven vaardig geschilderd, zoo chic en charmant dat men het eigen oordeel wantrouwt. Werk, dat een Engelsche traditie voortzet, zeker geen Nederlandsche. Zie b.v. het portret van mevrouw Nijgh met haar kinderen. Alles even ontwapenend aantrekkelijk. Maar toch heb ik bezwaren: niet ieder mensch, dat hij moet portretteeren behoeft voor een schilder een psychologisch probleem te zijn, maar hij mag er zich zeker niet overal zoo van af maken als Schröder dat doet. Zijn schilderijen doen denken aan sommige tooneelstukken: veel succes in de stalles en op het halcon, een welwillende pers, misschien 100 opvoeringen maar daarna voor altijd vergeten. Knappe teekeningen, zoo volmaakt mooi dat men zich afvraagt: hoe kan een dergelijke kunstenaar als schilder zoo middelmatig zijn.

Jan van Heel bij Liernur

Reisschetsen uit Parijs. Vlot en vaardige teekeiiingen, met waterverf opgehoogd. Men vindt er alle deugden van Van Heel en zijn ondeugden nauwelijks. Geen werk om zwaartillende beschouwingen aan te wijden maar schetsen om plezierig te vinden, om de eigen herinnering te verifieeren. Sommige zeer mooie: een portret van Marie Moreno in „La folie de Chaillot”, een klein winkeltje tegen een hooge grijze muur, de Quai des fleurs.

Bertram Weibs In den Kunstzaal Plaats

Een hetrekkelijk jonge teekenaar, die het omslag van ons blad heeft ontworpen. Knappe open schetsen van een badplaats, gevoelige boekillustraties. Liefde voor het anno 1900, getransponeerd in de vermoeide wereld van heden, die toch als steeds haar bekoring heeft. Twee soorten werk: dat in groot gehouden lijnen en open vlakken, niet zonder invloed van figuren als Matisse en de meer strenge wat gestyleerde teekeningen. Daarnaast dan nog de gouaches. En dan, wat zeldzaam is in ons land: Weihs teekent ook grapjes, zoo goed als die uit „lei Paris”. Al met al een veelbelovend artiest en het strekt den uitgever Stols tot eer. dat hij hem opdrachten heeft gegeven.

10 jonife schilders tn het Sted. Museum te Amsterdam

Tien jonge schilders of de groote vergissing van een museumdirectie. Werk met mogelijkheden, doch zonder eenige verantwoordelijkheid hij tientallen in een museumzaal gesmeten. Zonder uitzondering jongeren, die zeker iets te zeggen hehhen, maar men had dan die werken moeten exposeeren, waarin zij dat doen. Voorloopig zijn Karei Appel en W. Jaarsveld de belangrijkste, vooral Jaarsveld in pastels als „Mémoire a Loulou” en „La cafetière” geeft blijk, dat hij invloeden van heden (natuurlijk ook van Picasso) op eigen manier heeft verwerkt.

Teekeninifen van Fransche meesters in het Stedeltjk Musenm te Amsterdam

Een kostelijke expositie, slecht tentoongesteld en een catalogus met een belachelijke inleiding. De tentoonstelling een bevestiging van de grootheid der Fransche kunst. Vele teekeningen waren al in den loop der jaren in Boymans geëxposeerd: men ziet ze terug en is dankbaar dat dit alles tijdens den oorlog behouden is gebleven. Sommige mogen in telegramstijl genoemd: het zittend naakt van Manet, er zijn brieven met de aquarelletjes van een gieter of van wat pruimen. Van Constantin Guys „Sevilla 1847”, de Equipage, de man met hoogen hoed in gesprek met twee dames. Geteekende Baudelaire's maar voor wie van de teekenkunst meer houdt dan van de letterkunde grootscher. Studies van Cézanne, een Doré, vele teekeningen van Daumier, van Degas, van Pissarro en van Renoir. Waarom nog namen te noemen? De Fransche kunstenaar ziet en weet te beelden wat feitelijk geen ander vermag: de verbeelding van de dagelijksche realiteit. Daarvoor moet men zoon zijn vaii een volk met een eeuwenoude visueele cultuur.

Mr Dr R. S. Bakels btj Kocb, Den Haai^

Bakels, een klein hoofdstuk apart in onze schilderkunst al ware het slechts om den befaamden „rel” met den grooten Plasschaert. Knap impressionistisch schilder van oude stadjes aan het water en van visschershooten en werfjes. Daarbij eigenlijk luministisch georiënteerd. Breed werk zonder overspanning van krachten. Technisch feilloos knap, boeiend, stug hier en daar. Geen poëtisch schilder maar een gevoelig ohserveerder. Kenmerkend Hollandsch werk.

Bob Buys bij Santee Landwebr

Ook portretten en ook van charmante vrouwen. Doch nu van een schilder, die iets heeft te zeggen, die een eigen wijze van beschouwen heeft, die de vrouw schildert en niet de mevrouw (al zijn z’n vrouwen dat zeker ook wel). Begrip voor de nostalgie van onzen tijd, die god zij dank bestaat al wordt zij gesierd door swing en hoeden van Lanvin, door de liefde voor meubelen anno 1850 en een conversatie a la Dreigroschenoper. Stug en krachtig geschilderd in een mannelijken toets. Mooi en helder van kleur vooral ook in een enkel landschap als het havengezicht. A. Gs.

Vervolg pagina 61