Scheen een vlaklamlschai) inel ruïne, dat in het Notarishuis te Rotterdam «jeveild was henevens een teekeninjc. een allefiorische voorstelliiiji; van een zieke en den dood. In den kunsthandel Schrellen te Amsterdam was eenige jaren geleden een vaart bij winter en een zeetje te zien en hij Frederik Muller werd in 1944 een haai hij onstuimig weer geveild.

Toen Niiyon 12 jaar oud was brachten de ouders hun eenigst kind hij Andreas Schelfhout in de leer. Deze keuze van leermeester had niet heter kunnen zijn. Schelfhout kende het vak als geen ander. Ook volgde hij lessen aan de Haagsche Acadamie. Tevens copieerde hij gaarne de oude meesters, zooals een copie van de Nachtwacht in zijn nalatenscha]) aantoont. Reeds spoedig wordt zijn talent opgenierkt. want in 1829 ontvangt hij een medaille van Felix Meritis Ie Amsterdam. In 18.36 wordt hij zelfs l>enoemd tot lid van de Kon. Academie te Amsterdam. Nuyen reisde veel: de eerste tocht in 1830 ging door Gelderlandsch dreven; in 1833 trok de jonge kunstenaar in gezelschap van Waldorp door Duitschland en Frankrijk, waar Müiichen en Parijs bezocht werd.

Zijn liefde voor het oude stadsgezicht werd gevoed door deze reizen langs middeleeuwsche stadjes, door aquarellen van Engelsche kunstenaars van zijn tijd die hij bewonderde en vooral door het werk van den Franschen romanticus Eugène Isabey.

Zoo ontstonden o.a. het Fransche stadsgezicht in het Museum Fodor. de stad in wintertooi in Royniaiis. In ditzelfde Museum een sepiateekening van de wallen van Gent en een gezicht in Rouaan uit |)articulier bezit. Ook de natuur, door de eeuwen heen steeds de groote leeriiieesteresse der kunst, bestudeerde hij ijverig. Uitvoerig geschilderde details in zijn landschappen toonen dat aan.

Nuyen zag de dingen breed en met tenn)erainent en daardoor werd hij mede een drager van die groote Europeesche strooming, die tusschen 1830 en 1810 zijn grootste bloei bereikte: de Romantiek. Ofschoon deze in Frankrijk in de schepi)iiigen van Gericault en Delacroix tot een apotheose voerde, heeft in ons land Nuyen wat betreft het landscha(> en Ary Scheffer voor het figuurstuk een kunst voortgebracht die van een eigen karakter getuigt en die van een blijvende waarde zal zijn. D. UYTTENHOEK.

(Coll. Maas, Den Haag)

W. J. J. Nuyen – Het werfje