Cen leekening van

J. HILVERDINK

Van een Franschnian? Neen. van een Hollander en wel van Joliannes Hilverdink. schilder en teekenaar van landschappen en zeegezichten, meestal aan den ..zoeten” kant. Het is wel opmerkelijk dat van tijd tot tijd teekeningen aan het licht komen van een voornaam gehalte; de criticus staat dan soms voor een raadsel hoe een dergelijke kunstuiting onder te brengen, want maar al te gauw willen wij de teekenkunst onderbrengen onder stijl zus of school zoo! Bedoelde teekening zweemt inderdaad naar het ..Fransche” en hij nadere beschouwing is dat te begrijpen, | gezien de dateering (1878). De invloed van de Parijsche Salons liet zich terdege hij de Holland- ' sche kunstschilders in dien tijd gelden; Joliannes Hilverdink heeft ook inderdaad reizen naar Frankrijk gemaakt en wij behoeven niet te vragen of hij er wat van heeft opgestoken, want dat wijst de reproductie van de teekening wel uit. Joliannes werd 18 Januari 1813 te Groningen geboren; wij vinden hem terug in Amsterdam iii de jaren 1833/34, waar hij werkte onder leiding van den portretschilder J. A. Daiwaille; later nam hij les van J. W. Pieneman aan de Kon. Academie, waarvan hij in 1852 lid werd. Voordien, in 1846. was hij al lid geworden van „Arti et Amicitiae.” Zooals in dien tijd gebruikelijk heeft hij vele buitenlandsche reizen gemaakt en vooral de kusten van België. Frankrijk. Engeland en Groenland heeft hij meermalen bezocht voor het maken van zijn schetsen. In later jaren legde hij zich ook toe op het schilderen van laiidschapjien; zijn werkzaam leven eindigde op 1 October 1902 te Amsterdam. P- A. SCHEEN.

Johs. Hilverdink – Crayonteekening

IS ORGANISATIE VAN DEN SCHILDERIJEN-VERKOOP MOGELIJK?

Het ziet er naar uit. helaas, dat de thans levende en werkende kunstenaar een slechten tijd tegemoet gaat. voor zoover hij dien nu al niet beleeft. De hausse in kunstproducten is voorbij. We moeten eerlijk bekennen, dat we daarvan al evenmin voorstanders waren. Tal van schilders hebben de verleiding om in snel tempo veel te produceeren. niet kunnen weerstaan en de kwaliteit van hun werk is daardoor niet verbeterd. Ook zijn tal van zondagsschilders aan bod gekomen, die thans krani])achtige pogingen doen om zich te handhaven en die hun „werken” ver beneden een redelijken prijs verkoopen. Hierdoor ziet menig kunstschilder zich een kans ontgaan, want het doorsnee publiek, aan zichzelf overgelaten, weet veelal goed niet te onderscheiden van kwaad. Er bestaat alle aanleiding om de vraag te stellen, waarvan de Nederlandsche kunstenaar in de komende tijden leven moet. De overheid houdt de koorden van de beurs vaster dichtgeknoopt dan ooit te voren. Van haar valt niet veel te verwachten. En de doorsnee Nederlander mag dan al een zekere waardeering voor kunstuitingen hebben, het is maar in al te geringe mate bereid, om deze waardeering om te zetten in klinkende munt.

En dan moet tenslotte geconstateerd worden, dat de echte kunstminnaar, waarschijnlijk door zijn (passief) artistieken aanleg, meestal ook niet de man is, die over de middelen beschikt om zich de weelde van aaiikoopen te kunnen veroorloven. Bij dit punt willen wij even stilstaan. Wij hebben een Belgischen schilder gekend, die zijn werk bijna uitsluitend verkocht aan echte liefhebbers.... op afbetaling. Dergelijke transacties

werden behoorlijk geregeld en de schilder gaf den liefhebber, die slecht hij kas was. de gelegenheid, op langen termijn aan zijn verplichtingen te voldoen. Zoolang deze schilder slechts één of twee van dergelijke cliënten had. was er geen sprake van eenig profijt van heteekenis. maar toen het er een j)aar dozijn werden, veranderde de zaak. De schilder had gedurende een vrij lange periode een vast inkomen, dat voor hem een zekere basis kon vormen, waardoor hij rustig kon werken, zonder door materieele zorgen gekweld te worden. Thans rijst dus de vraag, of er een soort grootopgezet huurkoopsysleem te vinden zon zijn, waardoor de verkooj) van schilderijen in belangrijke mate gestimuleerd zou kunnen worden. Vanzelfsprekend zou de kunsthandel hierbij moeten worden ingeschakeld, eenerzijds, omdat de doorsnee schilder geen of geen goed zakenman is, anderzijds, omdat aan een dergelijk systeem nogal een en ander vastzit.

Niemand kan nn reeds heoordeelen. of een dergelijk systeem, in practijk gebracht, zal voldoen. Er zijn natuurlijk verschillende bezwaren, maar aan den anderen kant zijn er groote moeilijkheden. Wij zouden dus èn den schilder èn den kunsthandelaar in overweging willen geven, eens aandacht te besteden aan deze materie. Tevens rijst de vraag, in hoeverre onze vereeniging hierbij een organiseerende en (of) bemiddelende taak zou kunnen vervullen.

Mocht er voor deze kwestie hij onze lezers helangstelling bestaan, dat zij daarvan dan getuigen. De redactie zal gaarne brieven over dit onderwerj) ter inzage nemen en eventueel puhliceeren. V. Br.