Jacques Bergmens

't Groen Kruis – Gent

van Mig. Quinet (wat doet hier die gouden lijst smerig!). Voor de laatste is Kaoul Dufy blijkbaar het groote voorbeeld.

In een tweetal stillevens geeft Wilfried Sybrands blijk van een degelijk vakmanschap. Compositie uitstekend, techniek uitstekend, kleur uitstekend; er is eigenlijk niets op aan te merken. Toch valt het mij moeilijk dit werk te waardeeren, omdat voor mijn gevoel alle noodzaak ontbreekt. Een schilder van het formaat van onzen Floris Verster is Waller Vaes. Uit zijn „Visch” spreekt een subliem kleurgevoel terwijl hij in „Jean Vaes” laat zien hoe een kinderportret geschilderd kan worden zonder effectbejag. Wat is mij dat portretje sympathiek.

En dan het sterk sensueele „Naakt” van Raphael de Buck. Wat een schilder! Laat dit geen hypermodern werk zijn, ik heb er vrede mee en laat het weinig vergeestelijkt zijn, mijnentwege animaal; soit, ik bewonder het oprecht. Een prachtig voorbeeld van gezonde zinnelijkheid.

Karei van Lerberghe toont zich in twee landschappen een knap tonalist. Zijn in het blauw gehouden werk is sterk atmosferisch. Voorts is er werk van de bekende Belgische portretschilders. Van Ach. Bentos een knap koel portret van Mevr. D’H. dat ik niet waardeeren kan. evenmin als de eveneens knappe portretten van Joseph Damien en die van Georges Guequier. De opdrachtgevers zullen echter stellig tevreden

zijn geweest en daar gaat het toch maar zegt mijn gastheer de „commer^ant”.

In „Hauts Fourneaux” suggereert Pierre Paulus op sterke wijze het rumoer en de bedrijvigheid. Yvonne Perrin geeft in ..La Baronie de Jamoïque” blijk het persoonlijk dichterlijke te bezitten. Albert Philipot raakt met het mooi van kleur zijnde ..Portrait de Jeune poête” aan de psyche van den dichter. Met „Danseressen” doet Alphonse Proost even aan Thijs Maris denken, zonder evenwel diens diepte te bezitten. Charles Pry is met „Petits chanteurs” en „Nu ouvragé” wel suggestief. Het sierend elemen* speelt vooral bij het naakt een groote rol. Herman Verbaere is een vlot schilder. Zijn „In Vlaanderen” is uitnemend van compositie.

Vanzelfsprekend ging mijn belangstelling in de eerste plaats uit naar de niet-geïnviteerden, in ’t algemeen de jongeren dus, die trachten zich een plaats in de rij der „waardigen” te verwerven. Van Bernard de Maere trof me een droomtuiii „Nocturne”, Albert de Roover maakte een knap en gevoelig „Portret van mijn vader”. Een goede „Schelde” zag ik van J. Diels en uitstekende composities van Marcel Dumont. Het „Interieur” van Paul Frognier bevat veel goeds. „De Schepping” van R. Geenens noem ik „would-be-surrealistisch”. José Garard heeft een vaardige hand en maakte een gevoelige „Paysage”.

.Calais” van Armand Jamar heeft spanning. Span