Wederom moeten we coiistateeren, dat we ~Het Straatje” van Vermeer niet meer in Delft kunnen aanwijzen en dit wellicht nimmer zullen kunnen. Wie vertelt ons trouwens, dat de schilder ons met zijn Straatje een natuurgetrouw beeld heeft gegeven? Hoe vaak zijn niet in een schilderij werkelijkheid en verdichtsel saam-

gevloeid? Weliswaar is Vermeer de schilder van zeer reëele dingen geweest, maar dit neemt niet weg, dat toch altijd de mogelijkheid blijft bestaan, dat hij bij het schilderen van „Het Straatje” zijn fantasie eens een keer heeft laten meespreken.

En daarom zou ik dit artikel willen besluiten met de opmerking,

dat we er wellicht het heste aan doen de vraag, of het beroemde straatje nog te vinden is, te laten rusten. Wij/iphhen „Het Straatje”, de kostelijke schepping van den Delftschen meester, en dit moge ons voldoende zijn. Laten wij oog en ziel er aan laven en dankbaar zijn, dat zich dit waardevolle werk in Nederlandsch bezit bevindt.

Schilders in Canada

\ Toen de Canadeezen hier waren, hebben we vaak gevraagd naar de Cana-I deesche schilderkunst, maar we troffen eigenlijk geen enkele soldaat aan, die er I iets van wist te vertellen. Er waren schill ders in Canada, dat was alles wat we te weten kwamen. Bij Oxford University Press I is nu een boek verschenen Canadian Pain\ ters, dat een aantal moderne Canadeesche schilders bespreekt, 24 in totaal.

/ Hun werk blijkt erg gebonden te zijn aan \ het Canadeesche landschap, de gletschers, de pijnbosschen en bevroren meeren.

/ Een van de eerste Canadeesche schilders \ was Cornelius Krieghoff, de avontuurlijke zoon van een Hollandsche behangselfabri/ kant, die in het Amerikaansche leger tegen \ de Indianen vocht en op een nacht, toen / zijn regiment bij de grens kampeerde, de j heuvels over trok naar Canada. Hij had een scherp oog voor détails en zijn werk I was zeker zoo goed als dat van zijn tijdl genooten Currier en Ives. De andere groote man van zijn dagen was Paul Kane. Om de j Indianen in de wildernis te kunnen schill deren „zooals ze werkelijk waren,” ging hij met een afdeeling soldaten drie jaar mee de / binnenlanden in, op sneeuwschoenen en met \ de kano. Hij kwam terug met zooveel schet/ sen, dat hij een heel menschenleven schil- I deren kon.

' Pas in 1920 kon Canada spreken van een (~kunstleveii”. Toen vormden, onder leiding van J. E, H. Mac Donald, een handvol schilders, die zich gepasseerd voelden bij de in( richting van tentoonstellingen, de zoogenaamde „Groep van Zeven”. De meesten van hen hadden in Parijs gestudeerd en (wel iets van het impressionisme meegekregen. De fijnheid en versluiering lieten ze echter veelal los. omdat dit niet goed paste

bij de atmosfeer van het hooge Noorden, j waar hun liefde lag en waar ze dan ook meestal hun vacanties doorbrachten. j

Een van de zeven, Alexander Jackson, ver- / klaarde eens als volgt waarom het wat ru- \ we, onbehouwen impressionisme voor de I Canadeesche schilders de juiste manier van schilderen was: \

„Van het zonlicht in de gekapte bosschen I niet de verbleekte, violet-witte boomstron- ( ken tegen een gloed van rood en oranje, \ dwalen we in de dichte denne- en pijn- j bosschen, waar het zonlicht gefilterd wordt, goud- en zilver-spatten spelen er met sidde- \ rende levendigheid op een berkenstam of j een stuk groen mos. Zoo’n onderwerp zou \ geheel veranderen binnen tien minuten, en \ tenzij de eerste impressie goed wordt vast- / gelegd zouden op de schets de beelden door- \ eenloopen.” |

De van de Zeven ver- / oorzaakte veel deining in de kunstwereld. \ Gevestigde critici besprongen de nieuw- I lichters en eenmaal kwam hun zaak zelfs ter sprake in het Parlement. De sterkste \ van de zeven, Lawren S. Harris (wiens schil- 1 derijen een groote doelbewustheid en een zeer afgewogen compositie vertoonen) on- \ derbrak het debat door een heftige verdedi- I ging; „Het is een godslastering zich op het , gewicht der eeuwen te beroepen; af te zak- \ ken tot een tweedehandsch leven; oude, ' doode phrases te mummelen; dingen, die » ver weg zijn te prijzen en te schimpen op | de onhandigheid van je buurman.” '

De Zeven wonnen het gevecht. Sinds 1933 \ is de groep uitgegroeid lot een groep van 28 schilders, die allen enthousiast werken. De nieuwe krachten evenaren echter nog \ niet de twee, die het spit hebben afgebeten: I Mac Donald en Harris. /